top of page

Crevenish '77

 
Brief no. 9
 
Crevenish 27 oktober '77 - Zo heerlijk

 

 

Donderdagavond 7 uur.

Zo heerlijk dat er een brief van jou op me lag te wachten. Heel bescheiden had Sean Jeffers haar om het hoekje van de deur gelegd. Het is de brief die jij op 20 oktober begon en de 24ste in Beesd op de post deed, met een kaart van Marijn erbij. Ontroerend zo lief. Had er tranen (nou weer) van in mijn ogen. Niets heb ik ze gevraagd, niks hoeven ze van mij. Ik zal proberen een grote ets van die kaart te maken. Hij is lief, innig en prachtig.

 

Haastig zocht ik in Westport naar wat leuke speeltjes voor Marijn en Julius, maar aardig speelgoed bestaat daar niet, alleen de doorsnee plastic rubbish. Vandaar dus deze fantasieloze cadeaus. (En wie weet, vinden ze het nog schitterend ook.) Zouden ze er samen mee kunnen spelen? (Als dat maar goed gaat.)

 

Lieverd, terug in mijn huis op Crevenish. Met de boot uit en thuis. De heenweg was onstuimig en mijn kruis zeiknat, terug ging het voor de wind. Ik wil antwoorden op jouw brief, maar weet niet of het nog zin heeft, omdat je nu alweer zo anders bent. Over jouw gesprek met Carol en Chrisje (ben ze grotendeels kwijt in mijn gevoel), je telefoongesprek met Rompie, over maatschappelijke eenzaamheid.

Nina, ben jij eenzaam nu? Kun je het niet kwijt? Eenzaamheid is een groot taboe. Je diepste gevoelens aan een ander kenbaar maken is not-done of men weet er geen weg mee. Daarom is Rompie, Rompie. Dat pantser kan niet meer doorbroken worden. En daarom moet ze wel een heel klein beetje meedraaien. Daarom wil zij niet dat wij bewust zijn van haar eenzaamheid. Lieverd, er is geen communicatie. Nogmaals, ik geloof eerlijk dat wat wij communicatie noemen bedrog is, afgesproken regels, buitenkanten. Echte overdracht gaat anders. Marijn’s kaart is zoiets! En jouw brief ook, zo lief en zo weifelend. Onze brieven (wat geen brieven zijn) zijn geen bedrog, wij houden ons niet aan afgesproken regels. Daarom zijn we in het maatschappelijk verkeer zulke slechte brievenschrijvers, omdat we dan met regels te maken krijgen en onze haren overeind gaan staan.

 

Moe van een dagje uit. Door mijn ongerustheid over het weer en mijn onzekerheid in en met de boot. Deliah ging mee naar Westport en kwam maar niet, zoals afgesproken, opdagen in Jackie Nolan’s. Er is voor vanmiddag storm voorspeld en Mary zegt dan ijskoud: ‘ja, dat heb ik ook gehoord, maar gelukkig valt het hier vaak mee,’ have another drink, thank god, isn’t it beautiful weather?’ Niet tonen van gevoelens, niet kwetsbaar zijn, voor vol aangezien worden. Volwassen, verdord! Rompie? Janken!! Maar dat mag niet. Dicht. Nee schat, kan het niet met woorden duidelijk maken. Beeldend wel? Autobiographies noemen ze het dan (en wel met ph.) ‘Iemand die ik innig gekend heb’ en daar gaat het om. Zou stil naar je willen schrijven en woorden laten komen alsof het regen is, zonder interpunctie of zinsbouw, maar mijn rug kriebelt van niet duidelijk gemaakte gedachten en de wrevel daarover. Eens schrijf ik jou een brief, of Julius nou aan je trekt of niet, die alleen uit woorden bestaat zonder ogenschijnlijk verband, woorden die druppelen zoals het nu buiten doet. Dan maak ik de dag of nacht al schrijvend tot woord. Of je nou wil of niet. En ook over hoe Katie uitgekakt wordt en werd door Paddy en Hubert die zei: ‘She is a running joke, that hare’. Jaren, jaren van eenzaamheid. Mary mild, Katie doof, maar niet blind.

 

Lieverd, wil jij op het eiland een huis bouwen? Het kan en het mag. Of moeten we 10 jaar wachten en met onze grote tuftufboot hierheen varen. Daag, mijn geliefde.

 

Vrijdagavond. Betrekkelijk rustig. Lieve Ninja, lieve Marijn, lieve Julius. Hoe gaat er mee? Met mij gaat goed. Heb me weer laten vangen door die etsplaten. Hoefde niks vandaag, mocht wat lezen en wat keutelen.

 

Tekende Marijn z’n kaart heel groot na op calqueerpapier. Het is erg mooi zoals hij letters vormt, letters die zichzelf beschutten, nuffig zijn, open, aarzelend, maar ik zag er geen plaat in.

 

Nog verder moest ik terug: naar mijn mond die de letters, woorden, zinnen, gedachten vormt, en willoos als een perfecte machine vormt wat wij denken te denken en denken te moeten zeggen. Een enkele zin wil ik tekenen. Daarvoor moet ik 15 of 16 plaatjes tekenen met de verschillende standen van mijn lippen, en nu ben ik aan het derde bezig. Het gaat heel langzaam en de dagen zijn zo kort. Ik teken met de dunste naald die ik heb en het luistert op de honderdste millimeter.

Ja, ik teken weer. Terwijl ik mezelf het tekenen bijna had afgeleerd, mag het nu weer. Vreemd om in deze stilte tientallen keren S S S S S te zeggen, te horen, S te zien, M M M M  O O O . Hm, Hm, goed, Hm, goed ja, in het zakspiegeltje van ‘godverdorie tante Jorie’. (Zijn jouw pappie en Glad-ys alweer vertrokken en hebben ze voor jou een paar duizend gulden achtergelaten?)

 

Het is een helse aandachtige arbeid en ben nu ook een beetje te moe om lekker te schrijven. Het bestuderen van mijn mond lijkt wel minimalmusic van Philip Glass. Heel vroeg naar bed om morgen het daglicht volledig te benutten.

 

Neddy was uren, brood en gras vretend, rond het huis, rook overal aan en gooide alles om. Als hij meer brood wil dan maakt hij een hele lange snuit naar mij en kijkt met schele ogen naar zijn bek. Goeie Neddy, hij is als een lam.

 

Zit vreselijk in mijn ogen te wrijven, lief. Vond aan de buitenkant van het eiland een aangespoelde halve telefoonpaal (bijna zoveel warmte als een zak kolen), en vanavond de laatste champignon op het eiland. Rookte veel vandaag, vond een goed substituut voor Zware van Nelle en haal de schade in (de schadelijkheid van tabak.)

 

Droomde over een enorm huis met bijgebouwen en een gigantische kelder waarin mijn schilderijen opgeslagen waren. Het huis was van een verre vriend, ouder dan ik, met innemende manieren en uitnemende kleren. Vanwege een diepe teleurstelling had hij besloten het hele huis te laten ontploffen. Hij verborg zich achter de rugleuning van een lederen crapaud en deed iets met mijn zilveren Dupont-aansteker. Hij zette een bom! Ik kon het niet geloven. Over 3 uur zou dat fenomenale huis ontploffen. Mijn schilderijen waren echter goed toegedekt, gewapende betonnen pilaren stutten het dak van de kelder. Geluidloos zag ik het huis ontploffen. Grote grijze brokken muur, van wat eens bijgebouwen waren, (en waar ik even van dacht dat het mijn schilderijen waren) lagen als scherven op onze weg. Gelukkig zaten mijn etsen in de ‘The Best Steel Travelling Trunk’ en waren de schilderijen veilig. Vanmorgen wist ik zeker dat het Carol Linssen was die zijn huis had opgeblazen en ik kon het hem niet vergeven. Maar misschien was het ook wel een hele wijze beslissing.

 

Ik ben zo gek moe. Slaap toch goed en veel. Word ik zo moe van al die uren aan de tafel? Ook heb ik alsmaar honger. Hoewel ik niks doe, beweeg nauwelijks een vinger. Ninja, Tsjaikovski’s pianoconcert ramt door het huis. Lief, morgen, beter, slaap, nacht. Kus je.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maup Caransa!

 

Zaterdagmiddag 3 uur. Ik was net geconcentreerd aan het werk toen ik een boot hoorde, keek op en zag bij de passage een mast verschijnen, een beetje schipper had kunnen zien dat er niet genoeg water in de passage stond. Een blauwe boot volgde en beiden liepen vast op de rotsen. De sterke zuidwestenwind dreef hen verder de rotsen op. Met touwen liep ik erheen om te helpen. Het eerste schip kregen we weer vlot. Voor de blauwe moest ik het water in. De jongste van de 2 mannen sprong ook in zee en samen probeerden we het schip los te wrikken. Een hele zware boot met grote dieselmotor. Hij zat rots- en rotsjammerlijkvast. Ze kennen het water hier niet, maar zijn allemaal op jacht naar oesters. Domoren. Zuidwester storm met hevige regen. Liet de 2 mannen binnenkomen. Gaf de aardige jonge man (voormalige radio-operator in de marine) droge sokken en een handdoek. Zeker vier uur lang waren ze gedwongen in mijn huis te wachten tot het tij weer in zou komen en ze verder konden varen. Glas whiskey, kop koffie. Pat Fadden kwam met een makker naar het vee kijken en zij kwamen ook binnen. Billy Kelly, Austy O’Malley, eveneens met een gestrande boot, stapten mijn huis binnen. Ook een glas whiskey, veel geklets onderling en mijn dag naar de sodemieter. Zo’n erbarmelijk slecht weer. Draag nu de derde droge broek. Het huis is weer schoon, ze maken een ongelofelijke troep: lucifers, as en peuken, stukken koek, zand en water. Ze laten het achteloos vallen. Mijn rug doet pijn door het optillen van die tonnenzware boot. Ik drink een glas en mijn maag is leeg. (Het kostte mij bijna een hele fles whiskey en dat voor deze zuinige Piet en dan ook nog kolen en hout voor twee vuren om iedereen te laten drogen en warm te houden. Maar als eilander ben je gastvrij en laat je geen armoede zien, O, zo.)

 

Ga nu eerst warm eten in dit zo intens nat geworden lijf stoppen. Hoop dat de spieren door de warmte wat soepeler worden. Waarom blijven die mensen niet thuis? Schraapzucht naar geld is het antwoord!

 

Lieverds, half 5 nu. Bloemkool, puree en gehakt. Bloedheet. Koffie nu. En dan? Zo donker! Mijn rug. Loop als een oude man door het huis. Was tot aan mijn borst in het water (heb er wel schone voeten van gekregen, ze waren zo zwart.) Word rozig na dat warme maal.

Nadat ze allemaal vertrokken waren deed ik ook nog de grote was, die nu hangt te spoelen. De mannen van de boot hebben nog zeker nog een uur in hun zielige gekantelde boot in de regen moeten wachten tot het water steeg. Jezes, wat een dag!

 

Een E getekend, E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E E en ik kan niet eens meer naar buiten. Mijn laarzen, de Potemkin, broeken en sokken en klompen zijn doorweekt en nog steeds vallen er dikke droppels en de wind, mijn lieve kind. Om te piesen stuur ik mijn piemel om de hoek van de deur, de bloemkool giet ik in het halletje af en laat het over het beton naar buiten lopen. Eerst zal ik de lichten opdoen. Om 5 uur het licht aan, dat kan godverdomme niet met mijn werk. Als ik een held was begon ik te tekenen in mijn tekenboek, maar met dit zere lijf ben ik geen held. Ik ben verstoord, twijfelde toch al over waaraan ik bezig ben, maar heb zee gekozen en moet verder. Uitvoeren en kijken, kijken, kijken naar mijn lippen en neus. Vooral de neus vind ik zo moeilijk. Mijn neus uit. Arme vriend Neddy in dit weer. Morgen drijft Crevenish richting Noord Amerika, Alaska. Dan ruilen we de zeehonden voor ijsberen.

 

Nee, veel heb ik niet met al die mannen in mijn huis gesproken. Ze waren vol van een op te richten oestercoöperatie, en vertelden elkaar sterke verhalen die ik nauwelijks kan volgen met een oor (in het andere zit een dikke wat.) Ze gebruikten m’n huis echt als onderkomen, en dat is goed.

 

Morgenmiddag wordt al het vee van het eiland weggehaald, het meeste gaat maandag naar de markt en dan naar de slager. De buidel rinkelt bij Paddy.

 

Zaagde de telefoonpaal in stukken en zit nu warm voor het vuur met vitamine C drink, geen gedachte, geen verlangen, niets. Tot zo.

 

Lieverd, ik lees verder in Proust met zijn oneindig gecompliceerde en minutieuze zinnen. Mag een paar glaasjes. Mijn linkerpols is verbonden in thermogeenwatten, krijg het eindelijk warm en begin me iets lichter te voelen. Nog steeds regen en bulderende storm. Zijn jullie okay? Is het huis goed voor je? Beschermt het je? Ik hoop het, het is zo groot. Bijna slapen schat. Morgen, D D D D D D D D D D D D D D D. Zo moeilijk wat te zeggen, alleen voor doofstommen zichtbaar. Ieder ander is zo gewend om te blèren.

 

Zondagmorgen 7 uur. Nee, zo heb ik het nog nooit meegemaakt. De zee is heel vol en vanaf de Croagh Patrick dendert een orkaan over ons heen. Buiten is er nergens een plek om te schuilen, te schutten. Hoe poep je in windkracht 2000, Godin?

Bulderen, fluiten, snijden, boeventonen en nog drijven we niet. Nina, Nina, een man op een eiland, zoveel weer. Thee maken, storm in een ketel water. Kan niet tekenen, het is te donker.

 

Een uur. Je weet niet meer wat regen- of zeewater is, alles vliegt. Schitterend. Zo onherbergzaam als in een duister sprookje. Trillen op de grondvesten en ik zit er stil middenin.

Lieverds, 4 uur nu. De storm neemt een beetje af en soms piept de zon tussen de wolken door. Nog buiten adem van het rennen. Ik wist wel dat het vee van het eiland gehaald zou worden, maar de eb was voorbij. Door de storm was de passage niet helemaal droog geworden. Ik wilde net wat gaan eten toen ik een schreeuw hoorde. Pat stond aan de overkant en riep of ik het vee maar op wilde drijven, dan zou hij daar op ze wachten. Loeiende storm. En het vee liet zich niet opdrijven, waaierde uit naar alle kanten en ik rende me het apelazarus. Neddy draaft voor de kudde uit, heen en weer, en blokkeert zo de hele zaak. Ten einde raad liet ik het, rende naar de boot, ontdeed haar van 3 touwen en haalde Pat naar het eiland. Terwijl ik Neddy vast hield, dreef hij met zijn hond Rex het vee gemakkelijk naar het puntje van het eiland. Ik at en schoor me daarna. De beesten die morgen niet naar de markt gaan zijn teruggestuurd. Ik zie ze op de laatste boven het water uitstekende rots in zee gaan en met z’n negenen naar Crevenish zwemmen. Dat is pas nat. En zij kunnen er niet eens over schrijven. Het is rustig nu, ik wil uit, ga uit. Snel, voordat………….. Lief.

 

Bijna half 3 ‘s nachts. Bij eb teruggelopen Ninja, kan niet goed meer, zo veel lawaai.

 

Maandagmorgen. Lieverds, de grote was hangt trots te drogen aan de lijn en de zon schijnt in mijn ogen. Even gisterenavond afmaken. Bij de Faddens moest ik uren wachten, want zij gingen eerst met Pat naar de avondmis. Las kranten en keek televisie. Halverwege de Onedin Line kwamen ze terug en haalden we Hubert en Deliah op om naar Fitz’s te gaan. Vandaag is het echter Halloween en het Kilmeena voetbalelftal heeft ook gewonnen en het Golfhouse was nog open. Zullen we even? Omdat het pas ver na middernacht eb zou zijn zei ik: O.K. en we belandden daar in een moeras van mensen. Ik vind het vreselijk maar Mary, Deliah, Paddy en Hubert begonnen te glimmen. Ik sta daar al kijkend de tijd voorbij te laten gaan, loop af en toe naar buiten, totdat ik hen na enen bijeengaarde en in de auto stopte. Het was daar een afgrijselijke bende, lege glazen bier flikkeren ze in het trappenhuis van boven naar beneden, glazen die op de grond staan worden vertrapt, zodat je over de scherven loopt. They don’t give a damn. Als ze vijf handen hadden, zouden ze vijf pinten tegelijk drinken. Glibberend en schuivend door de rotsen en het wier, liep ik precies op tijd in. Straks moet ik naar Carraholly om de boot op te halen. Ik werk wel, maar ben niet erg betrokken bij wat ik doe. Laad ik op? Laad ik af. Laat ik? Voelde me rottig, alleen, bezoedeld.

 

Dacht dat ik in een enorm gat zou vallen. Begon hier in de living (waar ik ‘s avond toef) alles te verschuiven en te veranderen, tot het tenslotte weer op zijn oude plek terechtkwam. In de koude zon de afwas van drie dagen gedaan. Zaagde me lam aan de opgeviste telefoonpaal. Sla maken, eten en uitlopen om de boot op te halen. Het woei stevig en koud. Halverwege het strand ontmoette ik Mary, die al van verre te zien was in mijn gele regenloeder (zij heeft de rechtermouw er keurig aangenaaid.) Ze zaaide een bijna onmerkbare twijfel in me of ik met deze wind de boot wel zou halen, ik zou de wind pal tegen hebben. Totdat ikzelf de beslissing nam de boot in Carraholly te laten. Paddy en Pat waren met het vee naar de markt en Mary had waarschijnlijk gedacht: ‘niet best voor Ron om nu te varen.’ Zo zorgzaam en chic. We zagen twee kalveren (die we gisteren van de koe gescheiden hadden) en Neddy naar de punt van het eiland lopen en door de passage waden. Met zachte hand stuurde ik ze terug, het eiland op.

 

Neddy tot zijn buik door het water, dat is erg ongewoon voor hem, maar dat ene kalf is misschien zijn beste vriend. Net voordat ik het licht aanmaakte zag ik die twee weer aan de punt staan. Neddy heb ik nu in de tuin aan het touw gezet.

 

Ik liep het hele eiland en de wind schuurde me schoon. Weg al die honderden mensen, lijven, konten, tieten, ruggen. Weg al dat lawaai, rook, whiskey, bier en zweet.

 

Onrust en verstoring al vanaf zaterdagmorgen dat die verdomde boot strandde in de passage. Voelde vanmorgen en een deel van de middag of ik steeds verder af zou glijden naar onmachtige eenzaamheid en liet het toe, laat maar komen. En ziet. Ik klaarde op. Vond een fijne eiken plank tussen het wier en ik monteerde hem aan mijn aanrechtje, het expansieve aanrechtje. Mooi, lekker, fijn. Zat wel een uur stil voor het vuur dat op gang kwam en dat is bijzonder. Liep met een open mes naar buiten, om voor het vuur een stuk nylonnet te snijden.

In mij, op mij ontstond de regenboog. Dacht: nu een steek en dit moment blijft eeuwig. Hoef ik nooit meer te zoeken naar het begin van de regenboog en naar het goud. Hij ontstond in mij!! 180°.

 

Lieve schat, 8 uur nu. Kinderbedtijd. Moet inhalen en morgen fris. Volle winderige sterrennacht. Allerzielen? (Haloween) Mooi: halo, ween. Op naar een strijdbare melancholie. Lieverd. Hallo, ween. Kus.

 

bottom of page