top of page

Crevenish '77

 
Brief no. 5
 
Crevenish 5 oktober '77 - Niet verdronken

 

 

Zaterdagavond half 10. Niet verdronken. Lieve Nina. Thuis met de boot. Kan niet goed schrijven, maar ben godzijdank binnen. Een mooie foto van jou kijkt mij aan. Slaap.

 

Midden in de nacht, weet niet hoe laat. Horloge is kapot, maar goed ook. Zit in bed met de bloknoot op mijn knieën te schrijven bij een petroleumlampje. Het is zo’n stille nacht en het spaarzame licht maakt deze ruimte sacraal, onaangetast. Probeer me bewust te worden. Ben melancholiek en blij tegelijk. Droomde everybody’s dream: weer jong te worden. Optocht, militaire parade, een kant van de weg was helemaal gevuld met lege schoenen, drie hoge militairen ondersteunden elkaar, flitsende trams en ik schoot er tussendoor terwijl de meute moest wachten. Ik liep buiten de huizen en een persoon sprak me aan: ‘Meneer Rooymans, ik wil graag kennis met U maken’. Een jong meisje, 16 tot 17 jaar, blond, plain looking, eenvoudige jurk. Goh, zei ik, terwijl ik keek en nadacht, ja, dat wil ik ook wel. Bracht haar thuis, ik denk in Eindhoven, waar ik in het grint met auto’s speelde. Totaal op haar gemak, met jou er bij. Hier gaat het niet om, maar over mijn werk. Zag mijzelf en het werk, niet dromende maar wakende, als in een fatalistische nacht, ononderbroken zwart, streng, mijlenver weg van jeugd, van vreugde en werd zo treurig dat ik mijn jeugd voorbij had laten gaan. Sentimentele Charles Aznavour. Ik was ineens zo zwarte kousenkerk. Rook een sigaret en drink een glas. Spring op de een of andere manier uit de band, mijn band, de keten van hoe het is en zal zijn. Wat een schurft heb ik er aan. Volop wil ik, volop, en de gewoontes doen je de das om. Scchrijf niet uitgebreid en duidelijk genoeg. Wil je alleen maar zeggen, hoe egoïstisch het ook klinkt, dat het goed is zo, nog nooit is Crevenish zo goed geweest. Door het opschrijven moet je bewust worden van wat je denkt en daardoor vervliegt het. Je kan het ook niet vertellen, misschien kan je de vreugde en verwondering van zien en kijken maken, al is het maar in een klein hoekje. Midden in de nacht op het eiland wakker te zijn, moederziel alleen, is fijn, is verwachtingsvol, een schakel van de keten doorbroken. Alle filosofen, Pearls en Laing to hell, de enige die gelijk heeft is Proust, al lees je het er niet van af, wel van Beckett. Ingewikkelde theorieën to hell. Doorbreek je gewoontes en die liggen dieper verborgen dan je zelf weet. Dat is het hele eieren eten en niks meer. Nu nog even mijmeren en dan weer slapen. Dag lief. Goed dat je er niet bij was. Slaap.

Vol met leeg, vol met lege schoenen.

 

Lieve schat. Zondag, tegen het einde van de middag. Weer een prima dag, bepaald door vannacht. Droomde ook dat ik hier op het eiland de roeispaan zou repareren en zo gauw ik wakker werd ging ik op zoek naar bruikbaar hout. Ik vond een aangespoelde ruwe heiningpaal en met zaag en zakmes maakte ik een handvat en een schuine verbinding, het roeigedeelte van de gebroken spaan heb ik nog. Zweette aan alle kanten. Zat op mijn knieën in het gras, het was goed weer en met een zakmes van een boomstam een handvat snijden da’s pas eilandmannenwerk. Het nam de hele dag. Zinkbeslag erover en schroeven erin. Wat is nou één dag, als het ontbreken van een roeispaan in een gruwelijke storm je de koers kost. Kookte op het fornuis en dacht vanavond niet uit te gaan, maar de boot, het motortje, de goede stille zee en het avontuur knipogen naar me, kan ik weigeren?

Loop naar buiten, kijk hoe ik vanavond bij duisternis binnen moet varen, zie aan de andere kant van het eiland bijna voor het eerst de Croagh Patrick, adem diep, adem mijn maatje en ik ben gelukkig, teveel om onder woorden te brengen. Omdat werk wacht en ik geen angst heb voor dat werk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb zo’n fijne foto van jou, van onder de lamp kijk je mij lief, vragend, lachend, verwachtingsvol aan, ik praat tegen je. Leuke foto’s van Marijn en Julius liggen uitgespreid op mijn tekentafel, ik zal die opsturen want ze vinden het leuk zichzelf te zien.

 

Vond het zo heerlijk vannacht, zittend in bed, te denken en te schrijven, dat het me erg gelukkig maakt. En als ik dan schrijf: goed dat je er niet bij was, betekent dat zoiets je alleen maar op je eentje kan overkomen.

Ninja, mijn eten verpieterd, prei, gehakt, gebakken aardappelen. Straks ----.

 

Terug van Fitz. Was best goed en ouderwets. Only locals. Ze begonnen te zingen, als hun praat uitgepraat is en de drank in de man zingen ze om toch geluid te geven. Petey die ouwe zwartharige magere dronkelap zoop al onze glazen leeg en als een vod brachten we hem, ladderzat, achter in mijn ‘Van’, thuis. Hij heeft zes maanden ziekenhuis achter de rug, een soort darmoperatie als bij oom Ab, maar geen kunstmatige opening, alles functioneert nog.

 

En dan de gitzwarte nacht in. Met natte poten, schijnwerper en ogen op stelen. Ja hoor, geweldig! Op eigen kracht. Bijna niet meer. Dag. Dag mijn Ninja. De nacht in. Gisteravond liet mijn horloge het afweten en was de gasfles leeg. Morgen gas halen, want koken op firelighters is helemaal niks. Dag. Kus naar je.

 

Leo Vroman’s gedichten zijn bedacht, hij is een circusartiest en een ouwehoer, onecht. Hij geniet van zijn woorden en kunsten, maar nodig is het niet.

 

Uren schilde ik met mijn zakmes aan het handvat voor de roeispaan en toen het eindelijk klaar was zag ik de houtschaaf in de atelierkast liggen. Kon me wel voor mijn kop slaan.

 

Maandagavond 3 minuten over half 8, 3 oktober. Timex wijst de weg. Lieverds, al het water dat in de hemel geproduceerd wordt tussen Amerika en Ierland viel vandaag uit de lucht. Maar goed, dan krijgen jullie het niet, of nog maar een beetje. Hoe gaan jullie? Misschien morgen post. Lang geleden!

 

Alweer moe van een overvolle dag. Vanmorgen in de regen voor hoog tij in de boot en met de auto naar de bank en een Timex horloge gekocht voor f.45.- (stuur het andere onder garantie terug naar Engeland.) Hoewel het fijn is op het eiland zonder horloge, maar als je zoveel dingen moet doen en op de laatste minuut het tij wil maken, kom je er niet onderuit om zo’n ding te bezitten. Naar een supermarkt bij de haven van Westport voor gas, en rechtsomkeert naar Carraholly. Paddy wil me dan niet meteen door naar het eiland laten gaan, er moet eerst thee gemaakt worden. Mary slaapt nog of ligt nog in bed. Half 11, 11 uur. De boot onder het Faddenhuis gebracht en geladen, dat kan bij heel hoog tij. Regen en wind op de terugweg. Dansend op de golven, de motor neiging om af te slaan, maar pruttelde gelukkig door. Zeiknat thuis. De boot is nog zo lek als een zeef, trekt misschien door het water wat meer dicht. Ik zie dat de mouwen van mijn regenpak finaal uitgescheurd zijn. Hel en verdoemenis, wat een rotzooi. (Morgen proberen te plakken.)

 

Ben een beetje achter mijn adem. Eet overdag nauwelijks iets en de warme hap komt dan zwaar aan. Kon niet meteen aan mijn werk beginnen. De dagen gaan zo snel dat wat gisteren gebeurde al weer ver weg is.

 

Huishouden moet er ook gedaan worden, wassen, vegen, vette troep opruimen, bed opmaken, was vouwen, ach, U weet wel, weet wel veel beter.

 

Tenslotte kon ik beginnen aan het ‘nachtkussen’. Tekende tot een uur of 6 erg geconcentreerd, weet niet wat er mee gaat gebeuren. Schrijf er misschien een onzichtbaar gedicht op. Tel de zinkplaten, zoals ik mijn geld tel, om me ervan te vergewissen dat ik voldoende voorraad heb. 10 platen nog, en wat oude van 2 jaar geleden, erg geoxideerd dat wel.

 

Heb een lichte angst (moge het daarbij blijven) dat die rare zenuwontsteking achter mijn linkerschouderblad weer terugkomt. Al een paar nachten houd ik rekening hoe ik ga liggen en bij het tekenen merk ik het ook. Zal ‘s nachts een trui aantrekken. Zit te gapen en moet naar bed, spierpijn van gisteren (wat zeik ik toch.) Maar ik kan je vanavond niet veel vertellen, o ja, broeken, vrouwen met broeken aan, verschrikkelijk, ik wil je nooit meer in een broek zien.

Dat is ook weer van mijn lever. Ouderwets word ik. Ga naar Proust. Is lang geleden dat ik de tijd had om te lezen. 4 Juliussen, een Marijn en een Nina kijken me aan. Proust is toch soms zo … goed en bemoedigend.

Dinsdagmorgen. Doe, deed Vroman onrecht aan. Las waarschijnlijk in een verkeerde periode, lees nu bij de thee een erg mooi gedicht.

 

Middag. Lieve lief, Ninja. De Postman met je brief van donderdag 29 september. 2 Heerlijke pakjes shag, brief van Ab (met de groeten van Jif.) Wil je laten weten dat ik een beetje treurig geworden ben na het lezen van jouw brief. Wil je absoluut geen pijn doen met mijn geschrijf, je niet misselijk maken. Realiseerde me misschien niet genoeg dat jij het anders ontvangt dan dat ik het hier in mijn eentje onderga. Mijn schrijven naar jou is een verslag. Ik moet schrijven aan jou omdat ik van je hou, vertrouw. Jij moet niet ondersteboven raken, ik moet ondersteboven. Dat was mijn wil en verlangen om echt te kunnen werken, te overleven en zo beeldend verder en dieper te komen. Je moet er (ja, ja) maar niet op letten wat ik schrijf. Lees voor elk woord dat ik op papier zet maar dat ik intensief en verwonderd wil leven. En dan leven we samen ook beter. Kan niet helder genoeg maken wat ik je wil zeggen. Klakkeloos schrijf ik soms naar jou, verwonderd over wat ik meemaak, lees, in mijn donder voel, liefde, afstand, illusie, geborgenheid, eenzaamheid. Schrijf op wat er op dat moment met me gebeurt en vind het vreselijk als ik je terug laat denken aan die geïsoleerde jaren op de boot. Ik was het me niet bewust hoe erg en hoe lang jij daar eenzaam bent geweest. Zo vol ben ik hier van mezelf dat ik er niet aan dacht. Gebruikte Beckett en Proust als aanjager van mijn motor. Neem me niet kwalijk, ik dacht niet voldoende aan jou terwijl ik je schreef. Lief, ik schrijf je. Aan jou. En ik stuur het maar, ook wat ik soms ‘s nachts neerpen en wat ik dan als waarheid zie. Motkok, momod. Zoiets.

 

De zon is gaan schijnen en van shag draai ik een sigaretje, terwijl het ‘nachtkussen’ wacht. Ik zou iets ontzettend liefs naar je willen schrijven, Crevenish is maar één stap van mijn atelier. We zijn goed samen en worden nog beter.

 

Lieverd, ik heb het rechthoekige scherpe lijnen vierkant doorbroken. De uitvinding van het wiel, de ruimte die je gestalte in de atmosfeer inneemt, het recht van bestaan, het bestaansrecht van mijn kussens. Nog liever! Nina, I love you. Beter kan ik niet. Gisteravond, terwijl ik aan het koken was, zat je in de enige leunstoel voor de haard, ik rende op en neer, doodstil zat je, je wilde wat zeggen en ik zei: ‘ssst, stil, het is goed zo.’ Zo lekker zat je. Nee meissie, ik ben nog niet dun, wangetjes en een dikke buik. Hoewel?

 

Als het portret van Moriaan en je andere beelden af zijn dan kopen we echte stenen voor je om in te hakken, jij kan veel dieper hakken dan wie ook. Maak eten warm. Ga zo direct over het eiland wandelen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoveel zou ik jou soms willen schrijven, lief en niet lief, alsmaar opener, ja als ademen. Ik hou nou eenmaal van aantastende dingen, niet van de conformerende. Als ik citeer uit Beckett dan kies ik de woorden die me aanpakken, de duistere dingen. Onderstreep zinnen als ‘de zonde geboren te zijn’, ‘het lijden van bestaan’ als opperst en uiterst punt van creativiteit en voel me daarmee verbonden. Religie? Homoseksualiteit? Ik schrijf naar jou. Alle tussenliggende fasen ga ik door. En nog verder moet ik. En wil ik je meedelen. Weg farce, weg zelfbescherming. Alleen voor jou wil ik zo open zijn als mogelijk is. Anders is ons samenzijn wat Pr. vriendschap noemt. Veel verder moet het, tot waar we nog niet weten. Zo innig. En dat is geen gewoonte. Angst je kwijt te raken, je te verliezen door mijn onnozele geschrijf? Dan zet ik je weg, ben alleen en schrijf weer. Honderden keren gaat mijn pet op en af. Denk niet feitelijk aan thuis, ik bedoel niet nostalgisch, denk niet concreet aan onze jongens, al krijg ik het in mijn buik als ik Marijn met zijn hoofd op de stoep voel vallen. Denk niet lijfelijk aan jou, ben zo verbonden met jou dat ik, voordat ik je foto had, geen voorstelling van je gezicht kon maken. Probeerde het, maar het ging niet. Dieper zit het, zo diep waar geen beeld meer is. Het enige beeld wat je kan hebben is een vervangingsmiddel, een geur, een vorm, een vorm in de ruimte en dat moet je maken. Weer verpietert mijn eten, alleen zijn is goed, om samen te zijn. Weer schrijf ik zoals Julius op het schoolbord, terwijl Marijn grinnikt: motkok, momod. Ik doe ook maar mijn best. De zon schijnt, ik moet naar buiten tegen de wind in. Schrijf mijn schat, please. Ga over het eiland met een shagie op zak, heerlijk lijkt me dat. Straks.

 

Kwart over 8. Liep over het eiland, en zag niet veel. Scherpe wind. 6 Grote vissersschepen voor anker onder Inishlyre. Onvolmaakt gevoel.

Neddy loopt bij het vee en ik riep hem, van heel ver kwam hij aangedreuteld en na uitvoerig aaien, verraste ik hem met een stuk brood uit mijn kontzak. Hij keerde om en voegde zich weer bij zijn gesnejen vriendjes.

 

Thuis tekende ik tot half 7. Hoor op de weerberichten over naderende stormen, cyclonen uit Engeland die vanavond op zullen steken en donderdagavond pas af nemen. Jezes, geen vlees en geen eieren! Duw vlug de boot uit en in een klein beetje water tussen de rotsen door naar de ijskast van Mary. Glas bier, wat gekwek. Mary is lief. Ik voel dat ze van me houdt.

Tegen de wind in terug, spartelend met mijn roeispanen in het wier tegen het tij in. Goed voor Rooymans. Hij is zijn betovering een beetje kwijt, zijn roes, zijn egoïstische maak-roes. Het hielp hem niet erg dat gesjouw met de boot in dat ruige weer. Hij drinkt dat laatste Joris-borreltje weg, trekt die verdomde klep van z’n pet diep over zijn ogen. Grootsprakerig citeert hij, annexeert hij, grote mensen. Als een kind is hij, dat kwekt uit angst voor de nacht, uit angst voor niets. Niet waar! Ik heb het echt gelezen en veel dingen begrepen en onderkent. De gecompliceerde vormen en motieven waar jij over schrijft dat zijn geen gewoontes, dat is maken. Ik heb het over de kleden die jij zag op de TV. Die kleden zijn ook een vorm van communicatie. Onze motieven van kleden, kleding, uitdrukkingsmiddelen zijn net zo oud als die van de stammen uit Afrika of het Midden Oosten. Hun maten en de onze zijn gelijk, de menselijke maat, alleen maatje, wij zijn ze kwijt, diep bedolven onder slib en slijk (laat Carol zich maar goed insmeren met klei.)

 

Jij schrijft dat het fijn is vanuit een vast gegeven te werken. Dat is het verdomme, het enige vaste gegeven ben jijzelf, ben ik. We hebben alleen de neiging het buiten onszelf te zoeken en raken verdwaald. Hoort iemand mij godverdomme. Nee! Een geweldige regenbui overstemt mij en het suizen van de lamp. Storm nu. Zou bij je willen janken en dat kan niet. Maar goed ook. Drink de laatste druppels Nederlandse genever. Lang mee gedaan hè?

 

Lieverd, na die geometrie, de noodzakelijke geometrie, ben ik toch op zoek naar: ‘what makes me tick?’ Niet met buitenogen, zoveel mogelijk met binnenogen. En daarvoor moet ik mijn ritme verstoren, onderbreken, kapotmaken. Jou wil ik niet schudden, jou wil ik niet aantasten, niet als ik er niet bij ben, nu wil ik alleen maar van je houen en vertellen. Laat het langs je koude kleren gaan. Zo zie je maar, ik ben in tweestrijd. Wilde je schrijven over de Costa Brava en hoop dan dat jij je aan de Costa del Sol waant, terwijl ik schrijf over een gesloten mijnschacht in Zuid Limburg.

 

Veel is er nog niet uit mijn handen gekomen. Het uitvoeren vraagt veel tijd. Door het ‘Nachtkussen’ te tekenen dacht ik muziek te maken. Het is zo veel werk en weer twijfel ik er aan. Zwart gat, eigen ongewilde vorm, je hoofd er op leggen en toch relatief zacht. Gevuld met…………..

 

Wilde dat ik even met je kon praten. Dag. Schreef ik je wat ik wilde schrijven? Weet het niet. Met het intellectuele- en rationele verwoordingsvermogen is het niet zo best gesteld. Kwek. Wat een dag.

 

Woensdagavond 9 uur. Even. Als je me wilt. Wil niet, moet! Een echte werkdag. Vanmorgen had ik niets om mijn boterham op te roosteren, zocht en zocht en pakte tenslotte een plaatje zink. Alles maak ik van zink, van kussens tot luciferdooshoudertjes toe, en legde de plaat op het brandende gas en verdomd, er brandde een gat in! Nooit aan gedacht. Verbond zink alleen aan zuur en niet aan hitte. Dat opende hele nieuwe perspectieven. Al een paar dagen denk ik erover mijn coltrui te maken. Het is een vormeloze hangende vorm net voordat je hem over je kop trekt. Je mikt met je kop op de halsopening om door het zwarte sluisje het licht weer te zien en die vormeloze, onbetekenende vorm neemt de vorm aan van je lijf. Brandde het gat uit het zink, sneed de slappe truivorm uit het zink. Het lijkt hier verdomme wel de zinkknutselclub ‘Non plus ultra’, met al die hamertjes en tangetjes. Gebruik er platen van vorig jaar voor. Maakte het ‘Nachtkussen’ af, etste het in het zuur en tekende door aan de ‘trui’ tot een uur of 7 en ik niks meer kon zien.

Veel wil ik maken en ga sneller in mijn kop dan ik met mijn handen verwezenlijken kan. Sakker tegen mezelf: niet ver genoeg, nog verder, verdoe je tijd niet met die flauwe kul, je zou toch niks maken alleen maar deconditioneren.

 

Hoor op de radio, na het weerbericht, wie, waar, welke show in wiens galerie heeft in Dublin en Galway; Piet Huppeldepup, en Mien Flappeldeflap. God ja, bij die kunstenaarsbende hoor ik ook, sodemieter! Mijn ogen jeuken van moeheid. Kwam een beetje met de benen op de grond terecht want in mijn gedachte was ik de enige die maakte, de enige op de hele wereld.

Boos op mezelf dat ik me bezighoud met triviale zaken die mij omringen; zoals kussens, een trui, mijn opgevouwen onderbroek en een buil shag.

 

Maar ik wil zulke gewone dingen maken omdat niets mag verwijzen naar het feit dat ik op een eenzaam eiland zit. Wel zou ik graag, maar ik weet niet hoeveel tijd dat neemt, ieder dierbaar, of gehaat ding uit het zink willen snijden om, als het gedrukt is op papier, het zijn eigen geïsoleerde ruimte te geven. Een hels karwei. Wie weet red ik het, maar de dagen zijn zo kort en het lamplicht ‘s avonds onwerkbaar.

 

In de namiddag toen de boot droog op het strand lag, trok ik de stop uit zijn kiel en liet 200 liter water weglopen. Timmerde de vlondertjes weer in elkaar, ze waren verrot en zijn dat nog. Grijp met beiden handen naar mijn hoofd als ik zie wat Pat eraan gedaan heeft; gespleten en gebarsten plankjes, plat en krom geslagen spijkers. Vreselijk, wat een liefdeloosheid en desinteresse! Timmeren met ‘godverdomme’. Mijn godverdommes donderden ook door het huis en later over het eiland, want de stomme ossen begonnen aan de stopverf en de mastiek van de boot te vreten en daarmee hangt ze aan elkaar. Neddy wist niet hoe hij het had toen hij me rotsblokken naar de ossen zag gooien en ze dansend het hazenpad kozen.

 

De hele dag was er een regenboog. Zou de boog van een regenboog paralel lopen met de omtrek van de aarde? Vast wel. Maakte nasi met rundvlees en dat verschafte mij een sardonisch genoegen.

 

Moet slapen, voel me niet dicht bij je vandaag. Jammer. Dag.

 

Donderdagavond 7 uur. Donker donderweer, storm. Kan niet verder tekenen. Steigerend kwam de witte boot van de postman voorbij het raam en voer om het eiland heen. En onverwachts stond Sean voor het tekenraam, de woeste noorderstorm had hem genoopt de Patrickkant van het eiland te kiezen. Godzijdank een brief van je. Ik had het echt nodig om jou weer bij me te voelen. Ook bracht hij een brief van ‘ons moeder’.

 

Keihard gesjouwd vandaag. Na jouw brief bleef ik alsmaar aan Joris en Frederique denken.

 

Ben niet tevreden met wat ik doe, maar moet het doen, dit karwei afmaken en dan verder. Duizenden lijnen uur na uur. ‘De trui’ is bijna levensgroot en toch weer resultaat. Sneed mijn zakmes uit in zink, een zinken mes is nergens goed voor en ook nog een stukje koolraap, wat ik eet.

 

Koud is het. Trawlers zochten als kinderen beschutting voor Island More, zij aan zij. En ik had het druk.

 

Morgen moet jij op stap naar Nijmegen. Wou dat ik het voor jou kon doen. Denk aan je in dat blauwe ding en aan de mannen, de beslissers, de maatschappelijkerds die je zult ontmoeten. Wordt nou niet misselijk morgen, (je bent toch niet zwanger)? Lees weer je brief, je vraagt me over de gewoonte van werk. Ja, werk is een gewoonte, leven ook, ademen, schreef ik al. Intenser leven, beter afscheiden (stront bedoel ik, werk uit je lijf.) En wat jij schreef over je Amsterdamse tijd geloof ik ook, het is een essentieel gevoel. Beckett, Godot (Some day my prince will come), bepaalde vormen van bodyart (zoals jij schrijft, jezelf opeten, je vingers knauwen) zijn erg echt. Alleen nu overgoten door de kunstsaus van performances met publiek en kiene jongens erbij.

 

Onder het werk vanmiddag mompelde ik alsmaar tegen mezelf: ‘Joris is in de maatschappelijke val getrapt die hij zelf voor en met Frederique geschapen heeft’ Uit liefde en om er geborgenheid van Frederique voor terug te krijgen. De armoede van de luxe. Bodyart en zelfverminking zijn echte uitingen van maatschappelijke eenzaamheid. Alleen zie ik het een boer die hier zijn hele leven op een eiland woont niet doen. Wel gek of vreemd worden, maar een plant of een dier verminkt zichzelf niet. De mens kan maar een ding doen, snelle zelfmoord, relatief snel, net wat je kiest, de rest is spelen, zijn tekens. Ik voel erg voor Joris, hij is door F.uitgespuugd. Frederique heeft een eigen inkomen, is onafhankelijk geworden, eindelijk heeft ze hem niet meer nodig.

Vampier noemde ik haar al in Maarsen. Die trainingstherapieën heeft ze gebruikt als een alibi. We vluchten allemaal wel eens voor de waarheid. Dacht er aan dat Joris in de herfstvakantie hier een paar dagen rond zou scharrelen. Heb er angst voor, want ik wil van deze tijd niets kwijt. Maar eigenlijk was hij er al en stond op het uiterste puntje van de passage te roepen of ik de boot in het water zou willen trekken om hem over te zetten. Op de een of andere manier moet hij het verlangen naar Frederique opgeven. En hun kinderen? Weet niet. Frederique heeft angst om oud te worden en er niet bij gehoord te hebben. Mijn droom van afgelopen zaterdag.

 

Vannacht droomde ik dat ik een grote spits, rijnaak, bestuurde. Ik voer droog over een brede weg in Eindhoven, achter Lodewijks en Philips. Moest afremmen voor het verkeer dat voor mij reed en om de fietsers aan de zijkant niet te raken, kon echter geen rem vinden. Onhoudbaar schoof het gevaarte met zijn beitelneus voorwaarts. Ik stond op de boeg en durfde nauwelijks te kijken. Knarsend en klemgeraakt kwam het bakbeest tot stilstand en had een roestige fiets met berijder finaal van de weg gedrukt.

Bruine kleding met bril en rode drupneus, het was tante zus (van den Wildenberg.) Ze mopperde hevig, totdat ze me herkende. Ik ging naar een winkel om touw of koord te kopen met een gewicht aan het uiteinde, dat ik, als ik vaart moet minderen, om telefoonpalen kan gooien zodat het zich er omheen slingert. Er was geen touw te vinden, de verkoper scheurde stukken stof in repen, gevoerd tweed. Pas toen realiseerde ik me dat er ook nog een achteruitversnelling op dat schip zit, die ik kan inschakelen om vaart te verminderen. Zo onervaren en onwetend op dat schip.

 

Denk jij dat ze mij een reissubsidie zouden geven om alleen op een eiland te zitten en te werken? Nota bene op een onbewoond eiland? Dat is alleen maar goed om grapjes over te maken en cartoons van te tekenen.

 

Vanmiddag bij hoog tij, in de storm, diep het water in om 3 touwen aan de boot vast te maken. Ze werd alsmaar op het strand gekwakt. Versjouwde enorme rotsblokken die zij eventueel zou kunnen raken. Maar legde het af tegen de storm en trok de ‘Erin Marie’ hoog en droog op het strand. Moet nu wat eten maken en de kachel is ook al uit gegaan.

 

Lees deze brief terug, ik dacht dat ik het allemaal heel duidelijk uiteengezet had. Vind van niet. Schrijf zo snel en denk zo weinig, zodat er grote gaten tussen vallen. Interpreteerbaar? Misschien. Onverteerbaar? Lief, ikbenhetmaar.

 

Schreef niet goed genoeg naar je, ga toch even lezen. Gek maar waar, ik heb het ook zo verrekte druk. Alleen gisteravond laat mocht ik even in de stoel bij het fornuis zitten, een glas drinken en voor me uit staren, dat was fijn.

 

Terug uit Proust. Paralellen tussen 1910 – 1977. Is dat mogelijk? Uiterlijke vormen van omgaan met elkaar, conventies, trendmatigheid, ogenkijkerij, ogendienarij. Met uiterlijkheid indruk maken. Aanzien verwerven door om te gaan met al wat aanzien heeft. Kletsen en kwekken over anderen en daar de dag mee vullen. Verhulde seksualiteit en doen alsof het niet bestaat. Gesmiespel, achterbaksheid, grootspraak. Afzetten tegen, afzetten ondanks. Weet je wel dat Beckett een Ier is. Joyce, Sean O’Casey, Beckett.

 

Veel van bovenstaande eigenschappen zijn aanwezig bij Paddy en Mary. Zelfs daar kan ik het zien. Loosheid, verankerd in de 19e eeuw. Geniep en kleinschalige burgerlijkheid. Mijn moeder geeft in haar brief een uitgebreide beschrijving van haar luxeappartement aan de kust, tot aan de knoppen van de kaptafel toe. Waar schrijft ze over zichzelf? Een keer huilen en verder ‘geen naar woord’ en ‘nooit saai’, en dan volgen 2 bladzijden met beschrijvingen en dan een zoen van je moeder. Joris, Frederique. Alles kan, alles mag, (cliché) en moet (cliché.) Lieverd ik weet het niet. Wie moet er een antwoord op weten. Beckett? Ik wil geen antwoord weten. De treurigheid van het bestaan (cliché) en daarom moet J. F. verlaten. Weggaan, omkeren, omdraaien. Abrupt, foetsie, hakken.

 

Ik hoop dat Julius en Marijn ook een Crevenish vinden in hun leven, hoe dan ook. Jouw boot was gruwelijk, maar je kroop tenminste in je eigen buik. De meeste denken echter het hoogste genot te vinden in andermans buik te kruipen. (Hoe zal ik het schrijven? Zich te laten kruipen, gekropen te laten worden, genot in elkaars buiken te kruipen? Blinde vinken, dat is het..)

Het vraagt een reuze kronkel om in je eigen buik te kruipen, maar het is wel een begin. Zelfstandig leven, dat wens ik ze. Hoe? Zal me een zorg wezen. Gein en aandacht. Mijnlief (is geen frase) rol je op en slaap. Daaag.

 

Vrijdagmorgen. Tekende de ‘trui’ af, met tegenzin. Ets hem nu. Haat ik hem of niet? Ben er vanaf. Te groot, te duidelijk, laat hem extra lang in het zuur liggen, misschien lost hij wel op! Treurig. Weg, werk van dagen. Geklooi!

Ga me nu grondig wassen en verschonen. En dan met een boek naast de kachel. Godverdomme, wat wist ik veel gister. Niets nu. Nou ook nog de neiging om te vluchten en maar boodschappen te gaan doen. Nee, morgen. Mag 1 glaasje whiskey, het water is veel te warm om erin te stappen. Heel rustig zacht weer na de regenbui. Zeehonden schuiven door het water.

 

Waarom stopt het werk nu ineens? Door mijn gekwek van gisteren? Schrijven alsof ik dingen weet die ik niet weet? Had me voorgenomen vandaag niets te doen, niet te rennen, stil te zijn, te kijken en te luisteren. Kan nog.

 

Schoon ben ik. Gedweild, de was in het nog warme water, schoon beddengoed en mijn mooiste kleren aan. Doodstil is het water, als olie, geen rimpel.

 

Half 8. Dacht erover even alle contact los te laten. Helemaal alleen te zijn en niet kletsen op papier over verhoudingen en maatschappij en zo en kunst en zo. Vergeef me, het was in de roes van het schrijven en ik kan het niet weghalen.

Na het bad zat ik buiten. Maakte eten warm, leerdroge nasi. Probeer te lezen, maar krijg mijn ogen niet helder. Loop in het doodstille prachtige grijze weer naar mijn stoel op de punt, met tranende ogen alsof er verregende ruiten voor zitten. Zit en kijk.

 

Fout begonnen. Begonnen met willen, met ideeën. Schrijven en denken over menselijke maten, communicatie, eenzaamheid (tot nu toe zo gerend dat ik nog niet botje eenzaam was) en zo meer. Meneer zou het even maken. Floep, in 3 weken zou het stromen als stront. Vergeet het maar, Nina. Cadeau is pas cadeau als je er niets van weet. Loslaten, loslaten van verlangen. Verlangen – gewoonte – bevestigen. Niets heb ik er van begrepen. Gebruikt, ja, dat wel. Loslaten dat werk, mijn werk. Bouw hier op het eiland een bijna perfect grafisch atelier en kom vrijwel niet buiten. Binnen blijven neuzelen, etsjes vangen en woordjes schrijven. Daarvoor hoef ik niet naar Crevenish. Hier moet ik dingen doen die in Gellicum niet kunnen.

 

Op de terugtocht van de stoel naar huis keek ik van bovenaf het eiland recht naar beneden in de bron voor de beesten en voor Neddy. Een uit elkaar getrapte mestput! (Met mijn mooie kleren aan kon ik niets doen.) Sleurde de boot 6 meter naar beneden het water in, hing de motor erop en tufte langzaam naar de strontbron. Paddy had wat oude emmers achtergelaten en daarmee schepte ik de bron leeg. Dan op snor naar drijfhout en oude netten. Sleepte, zeulde, maakte verzamelplekjes, legde aan en pikte het op en liet me zalig met het tij uitdrijven tot ver voorbij de uiterste punt van mijn eiland, samen met een zeehond en een shagie. Het was goed zo alleen op het water, de stille zee met nauwelijks een horizon. Het warme grijs van de lucht ging over in de zee en ik tuurde heel lang naar de vissersbootjes (als er maar wat beweegt) die al de hele dag aan de punt van Katie’s eiland heen en weer zeuren. Nu het donker is zijn ze pas weg. Ze vissen oesters denk ik. Met een 1 meter breed gesmeed mes waaraan een net vastzit krabben ze over de bodem van de zee. Oesters brengen honderden guldens op en iedereen probeert zijn graantje mee te pikken. Lieverd, schrijven gaat niet zo, mijn ogen prikken. Morgen. Dag. Veel woorden, weinig wol.

 

De vloer ligt bezaaid met tientallen in stukjes gesneden zinkplaat.

 

Zaterdagmorgen. Mijn lieve Nina, Marijn en Julius. Gestage regen. Gisterenavond om 9 uur naar bed en vanmorgen om 8 uur op. Voelde me heerlijk in bed en dacht er maar in te blijven. Maar goesting in thee die niemand voor me maakt haalde me eruit. Het leek wel 6 uur, zo donker was het. Nam me voor helemaal opnieuw te beginnen.

 

De gewoonte om wat te maken (ook een gewoonteplant), resultaat zichtbaar te maken, jezelf te bevestigen (kijk eens moeder ik heb een paard getekend, kijk eens ik kan op een been staan), achterwege te laten. Ik hoef de vrienden die mij deze keer geld voor Crevenish gaven niet te bewijzen de eerste, de beste en de nieuwste te zijn. Was toch in de race. Zoals Paddy altijd zegt, als je hem vraagt of hij mee gaat: ‘No, I am not going’, en dan op het laatste nippertje toch mee gaat, terwijl hij dat allang wist en er zich zelfs op verheugde. Zo’n gevoel heb ik nu ook. Hard roepen: ‘ik doe niet meer mee’ en ondertussen…………………….. Deconditioneren noemde ik dat zo mooi, maar ik vernachelde mezelf. Echt maken gaat van au en dat hoopte ik te omzeilen.

 

Wat ik vorige zaterdagnacht schreef, hoe ik mezelf en mijn werk zie is toch een beetje waar. Alleen vergeet ik de momenten van vreugde, verbazing en verwondering die ik en jij ook gedurende de jaren van werk hebben gehad. En het is maar goed ook dat het streng was en streng moet het zijn.

 

 

 ‘Iets maken dat niet gilt en stinkt

 en waar het goed bij is te wenen,

 wanneer ik weet te zijn verdwenen

 en dat nog wil!

 Mijn hand zweet inkt.’

 

Laatste couplet ‘Iets voor morgen’ van Vroman. Straks moet ik uit, dan gaat deze brief dicht en moet je maar lezen hoe het me vergaat. Zou bijna zeggen, bewaar afstand en lach af en toe een hartelijke lach over deze meester bralleput. Jouw kleine etsje ‘Opsporing verzocht’ ligt boven deze bladzijde.

 

Ik dacht het vierkante vlak te overwinnen door het kapot te snijden. Realiseer me dat ik het toch weer op een vierkant vlak moet drukken. Het vel papier is het gegeven en dat is rechthoekig. Was het dus lood om oud ijzer? Het enige is dat ik me vrijer en fijner in dat vlak kan bewegen.

 

Las een heel lang mooi gedicht van Vroman: ‘God en godin’. Fantastisch.

 

Heb het koud gekregen van het lange stilzitten, probeer kolen uit te sparen. Trachtte gisteravond met ijzergaren die gele oliejas te repareren, het is onbegonnen werk, moet een nieuwe regenjas kopen.

Dicht ga je. Ik neem alles terug en begin opnieuw met goede moed. Dag mijn lieve Nina, Marijn, Julius, dag. Grote zoen.

 

 

 

 

bottom of page