top of page

Crevenish '77

 
Brief no. 4
 
Crevenish '77 - Lieve, lieve schat

 

 

Zaterdagavond kwart over 11, thuis. Het was een wonder jouw stem te horen, zo lief en ongewoon ver weg. Ik was diep ontroerd. Het is bijna onmogelijk om werkelijke dingen aan te snijden, we zijn te opgewonden en de tijd is veel te kort. Heel dun en ijl hoorde ik de stemmen van Marijn en Julius. Onmiddellijk na zo’n innig telefoongesprek val ik midden in het gekwaak van Tanny en Mary, kan daaraan niet ontsnappen en moet de draad van hun gesprek opvatten. Ach god, ik sprak je. (Het is verschrikkelijk duur, bijna f.20.-.) In Carraholly moest ik lang wachten tot het tij uitging en zeulde in de maannacht de zware citybag door het wier en de rotsen. Wat was ik blij jouw stem te horen. Deze mol wist bijna niet meer dat jij bestaat, dat ik besta. Lief ik val om, fijn dat je er bent, je, jij en jullie.

 

Maandagmiddag 26 september 5 uur. Nina, Marijn en Julius. Het grote ritueel heeft wederom plaats gevonden. De grote pot met water op de oven warm gemaakt. Haar en lijf gewassen, ruik lekker en ben rozig. Daarna vloer gedweild, straatje geschrobd. De grote was hangt aan de lijn en krijgt nog een natuurlijke spoeling, regen, nog meer regen. Veel van huis geweest. Neddy tinkelt en is nat, maar tevreden. Regenen jullie ook nat op de fiets naar school? In de flarden regen waren alleen nog maar Tommy Gill’s en Katie’s eiland te zien.

 

Gisteren, zondag, liep ik uit om alle oude verf van de ‘Erin Marie’ af te halen, zodat ik haar na het schuren opnieuw goed in de verf kan zetten. Bij het keren van het tij wilde ik inlopen, hoor dat Pat zijn auto niet startte, probeerde hem aan te trekken, de heuvel op richting Billy Kelly, maar het werkte niet. Overwon mezelf en bracht hem naar Westport om een monteur te zoeken. Terug in Carraholly was het tij al ver in, bij de passage trok ik laarzen en broek uit en ging tot mijn middel, tas en laarzen hoog, door het snel binnenstromende water. Ik kan er toch zo slecht tegen niet in mijn huis en aan het werk te zijn. Hoewel het goed is even iets anders te doen, neem dan wat afstand en intensiveer tegelijkertijd.

 

Droomde prachtig gisterennacht, weet het niet helemaal meer: maar wij waren in een hotel: het Riant Hotel. Oom Ab riep dat ik moest komen, want Jif was erg ziek, ‘ze gaat nu snel dood, zei hij, het loopt af’. Ze zaten op een bed, Jif in Abs armen. Ons bed stond er naast, Marijn lag erin, maar wilde niet aan de kant gaan liggen. Gaf hem een tets op zijn billen en legde hem op het randje van het spierwitte bed. De ramen stonden open en de vitrage wapperde in de wind, wij renden naar het raam om een wonderbaarlijk prachtig blauw gigantisch schip, fregat, moot van een sinaasappel, bezaaid met blauwe stippen geruisloos in de lucht voorbij te zien gaan. Een nog groter schip, zo groot dat wij het niet in zijn geheel konden zien, schoof aan het raam voorbij. Daardoor werd het donker in de kamer, we keken in het tegenlicht, en zijn poten, de randen van zijn poten, kwamen in het openstaande raam naar binnen en we praten er tegen en zeiden lieve dingen tegen de randen van de poten. Toen ik weer vrij uitzicht had zag ik zoveel mensen die ik herkende: ome Walter in de kamer naast ons, op een knie zittend in het grasveld, lachend, en mijn eerste meisje Erica Brenninkmeyer, zoveel mensen dat ik zei: ‘stil nou, ik kan al die mensen niet groeten’.

 

Lieve Ninja, mijn armen zijn van lood. Het is zo stil om mij heen, een hele volle zee en ik hoor alleen maar het geruis van mijn oren. Ga zo dadelijk slapen, wordt midden in de nacht wakker, eet iets, schudt mezelf wat gewoonte betreft helemaal door elkaar. Laat kome wat komt. Vaak kan ik niet geloven dat ik hier ben, alsof ik in een tussenland leef, zie wel richtingaanwijzers, maar begrijp ze niet. De eilanden, de zee en ikzelf, stomme verbazing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een uur in de nacht nu. Klein petroleumlampje, 2 bananen, glas whiskey, pouched egg en een kop thee binnen, buiten een maan overgoten nacht. Nog niet wakker genoeg, moet weer slapen. Zo mooi buiten, het is eb, vogels en eenden roepen. ‘Ron kijk eens wat een mooie schelp ik gevonden heb, hou hem eens tegen je oor, dan hoor je de zee.’ Zonder schelp hoor ik de zee nu ook. Nina, wat is dat voor werk dat ik hier aan het doen ben? Lief, je hoort me niet, je slaapt en dat zou ik ook moeten doen.

9 uur. Jongens, lief. Toen ik mijn tanden poetste kwam heel rustig de zeehond voorbij. Hij zwom naar een stuk wier, snuffelde er aan, dook onder en ik zag hem niet meer. Wonder! Weer moet ik naar Carraholly om aan de boot te werken.

Mijn lieve lief, toen ik terugkwam stonden er diepe voetafdrukken in het zand bij het hek en de postman had jouw brief op tafel gelegd, boven op Joyce’s Ulysses. Jij brengt jullie drieën zo dichtbij, dat ik wel naar huis zou willen vliegen. Het was jouw brief over het bezoek van de ‘kunst’commissie en Marijn met zijn verongelukte mus en Julius zijn ‘BAAS’ en ontzettend veel meer. Voel jij je beter?

Ik hoop vurig dat jij je goed voelt! De brief waarin je over Joris schrijft heb ik nooit ontvangen. Lief, schrijf me, schrijf veel, al vind je het zelf nog zulke onzin.

 

Ik heb vandaag een enorm karwei geklaard. De boot is klaar en kan morgenavond te water gelaten worden. In de 2½ uur dat het eb was heb ik hem, zonder adempauze, geschuurd en afgelakt. (Paddy en Mary waren met de Yanks op stap) Een lamme arm van de taaie verf. Deze keer hoefde ik niet in te zwemmen, maar was precies op tijd. En voordat de regen zou komen kroop ik op het dak van het halletje en smeerde alles dicht wat maar enigszins zou kunnen lekken. Verrekte van de honger. Nog steeds trouwens, want eerst moest ik verder aan een grote plaat waaraan ik vreselijk twijfel, maar die toch tot een goed eind gebracht moet worden. Ook om maar zo snel mogelijk weer in het werk te raken. Nu even wat snirken, seffens……

 

Merk dat ik niet meer gewend ben warm te eten, het ligt zwaar op de maag. Die was dan ook sinds vanmorgen 8 uur leeg. At spaghetti en veel sla, paprika, uien, knoflook, komkommer. Steak erbij die ik vannacht, uit angst voor bederven, aangebraden had. Storm en regen nu. Het water klotst de 2e tree van het trapje op. Weer binnen, en ik voel dat ik vroeg zal slapen.

 

Ik had al gelezen, geloof in Vrij Nederland, over dat nieuwe boek van Grass: ‘Der Butt’, en toen al trok het me aan. Even wachten tot het vertaald is, 690 bladzijden in het Duits trekken me niet aan.

 Voel moe, veel druk op mijn oren. Gitzwarte wolken komen over de St. Patrick. Niet te zien wat wolk is en wat berg, boven mijn dak is het nog licht. Maakte hoopvol de regenton schoon, zou hij gevuld worden? Als ik zou moeten wedden zette ik alles in wat ik heb.

 

Witte koppen op de golven en bij mij brandden 2 vuren en zijn de lichten aan. Het is wel gruwelijk mooi daar in het oosten boven Westport. Diepe paarse zwangere luchten. Het begin van de zondvloed. De klodders zeeschuim springen boven de Fuchsia uit, het vasteland is nu niet meer te zien. Alleen nu, overgeleverd.

 

Lees het derde boek van Proust: ‘In de schaduw van de bloeiende meisjes’, vindt het mooi. Een pastiche op de onwerkelijke, hypocriete rangen en standen maatschappij, en een absorberende gevoelige jongen die aan die maatschappij moet beginnen.-------

 

Je vroeg me of ik een beter woord voor Marijn zijn aard weet dan ‘zacht’. Ik denk dat hij heel introvert is, naar binnenkijkend en gevoelig, maar van de weeromstuit stomperig en kabaalmakend. Ik verzette me altijd zo tegen de omgang met Aertje, omdat hij Marijn’s natuurlijke groeiproces forceerde. Zoveel kabaal, dat hij zichzelf niet kan horen. Hij groeit er wel bovenuit.

 

Lief, ik ook al, voel me niet helemaal lekker, neiging tot diarrhee-hee, gloeiende wangen. De wind is mild, steekt op als een openklappend mes, minder regen dan ik dacht en weinig gedachten in mijn hoofd. Ver weg, en een lange weg te gaan. Ga slapen meissie. Je brief was lief, lief. Zoen. Ik hou erg van je. Van je denken, niet denken, van jouw inefficiënte bestaan, zijn, zoals je bent. Wordt maar gek, dat is genoeg voor ons beiden. Het glas in het raam trilt door de wind, als een mes zeg ik je, als een mes is die wind. Kwart over 10.

 

Woensdagmiddag 4 uur. Voel me rottig, alsof ik griep krijg. Shag smaakt niet, moet er van kotsen. Raar gevoel in mijn buik. Uren achtereen lijnen getrokken, moest vandaag klaar, vond het alsmaar vervelender en lelijker worden, kotsend verder, hoe dichter ik het punt naderde waar ik niet meer verder zou kunnen of hoeven, hoe erger het werd. Weet niet wat ik gemaakt heb. Toen ik de eerste ronde lijn zette zat ik in een val die onherroepelijk was en die ik alleen maar door kon voeren. Denk dat het heel fallisch wordt, maar weet het niet en laat maar. Verder.

 

Storm de hele dag. Ben benieuwd of Pat me vanavond oppikt om de ‘Erin Marie’ te water te laten. Zou het best vinden als hij wegbleef. Heb alleen maar zin in warm. Toch ben ik er ook een beetje onrustig van, oefen in mijn hoofd de vaarroutes, de bakens, en knijp ‘m een beetje, want als ik met deze wind een golf over het motortje krijg, dan ben ik aan de wilde spinnen overgeleverd. Paddy heeft maar een roeispaan voor me, de andere heeft Hubert vorig jaar gebroken.

Ik zit te wachten en dat is vreselijk, tot opeens 4 meter voor het noordraam een zeehond opduikt, zijn blauwgrijze neus uit het water steekt, snuift en weer onderduikt. Ren naar buiten en volg hem een tijdje met de verrekijker. Een kleine zeehond ± 1.20 lang. Zo lekker in het water.

 

7 uur nu. Het stormt zo hard dat iemand die niet dringend moet, thuis moet blijven. Zie bij Katie’s huis plotseling briesend water en herken de kleuren van Billy Gibbons’ boot, hij komt recht op Crevenish af om de bescherming van het eiland te zoeken. Hoog slaat het water om hem heen op, zeiknat worden ze. Billy moet. Ik moet niet. Wil Neddy hier onder het huis brengen en besef dat het niet gaat.

De achteringang is (door mij) geblokkeerd en voor klotst het water op de treden van het trapje, geen centimeter strand. Straks dan maar. Voel me vreemd, ben d’r af. At. Spaghetti en ei. Kop thee met honing na. Flauw, zeer flauw.

 

Nina, 10 uur nu. Schreef je nog niet, omdat er niks gebeurt. Er is even niks met me aan de hand en dat is vervelend. Probeer machteloos wat te tekenen, te schrijven, niet om beeldjes te zoeken, die wil ik niet meer, down, down, deeper down. ‘Het oude verdrag is verlopen’ ‘vergeet het maar’. Het wordt een pijnlijke kwestie!

 

Aai Marijn en Julius van me en jezelf ook. Dag. (Je moet dat essay van Beckett over Proust ook kopen. Proust hoef je dan voorlopig nog niet te lezen)

 

Donderdagmiddag half 4. Mijn lieverds. Nietsontziende storm. Begon met werk, maar kon niks beginnen. Rottig. (Klot, schreef jij) Om half 7 vanmorgen was ik kant en klaar, nog te donker, maar vroeg me verbaasd af waarom we toch de nacht verslapen. Het licht weg, mensen plat. Lag erg te draaien vannacht. Bart keek me, niets ziende, boos aan. Haalde eerst Neddy onder het huis. Aan het lange touw loopt hij zichzelf in de knoop. Op zoek naar palen en prikkeldraad en maakte daarmee een heining aan de westkant van het huis. Nu kan hij loslopen in zijn corral.

 

Het ebde en ik vond dat ik nodig vitamine C en een fles cognac moest hebben. Vooral de fles cognac trok me erg aan. Vloog met de wind in de rug naar Carraholly, kreeg een kop warme, smakeloze, soep (lieve soep) van Mary, kocht in Westport Vit. C, fles Brandy en vers brood, en worstelde door de rotsen terug naar huis. Coldrex C. en een glas maken me looiig. Een bevroren kip die ik afgelopen zaterdag kocht, zit nu in de pan op de oven. (4 dagen in de ijskast gelegen, mocht maar 24 uur staat er op de verpakking.) Hij stonk toen ik hem openmaakte, maar al bradend ruikt hij kippiger. Ga echt koken, een ragout maken met rijst, sla, en erwtjes. Zie de boot van de postman, voor de 2e keer vandaag, naar huis gaan. Hij danst niet op de golven, maar hij springt. Het beangstigt me een beetje, zo raar als dat schip steigert. Maar het is een goede grote boot en Sean weet precies wat hij doet.

 

Verlies een werkdag. Denk dat ik met het haasten en rennen om de boot klaar te krijgen en het zwemmen door de passage een klets heb opgelopen. De wind, oh de wind is vrij mild, dus je bent vlug bezweet. Hoe, oh hoe, is het bij jullie? Marijn, hoe is het? Julius, hoe is het? Stormen jullie nu door het huis, of stormt het ook buiten. Neddy heeft zo’n plezier zonder touw. Hij hapt in de bomen en struiken en zet zijn kont tegen de wind in. Net als koeien. Weet je waarom? Aan de achterkant heeft hij een staart als een kurk. Winddicht afgesloten! Lief, het is kloteweer. De regen striemt. Loop 100 x per dag naar buiten, om af te wassen, of even naar Neddy, of om in de regenton te kijken of het water al gestegen is, de lucht in te snuiven en rond te speuren. Vol pillen na het eten en koffie met cognac. Hou je mond open dan spoelen we samen. Cognac voor de Ierse tong. Sterk van smaak, kruidig, smaakt naar Spaanse. Erg alleen, nu ik geen gedachte aan werk heb. Volle zee, volle buik. Moet er maar mee naar bed. Boots jou na. Hoef alleen niet de laatste druppels uit de fles te zoeken, ik ren er 1½ uur voor door de rotsen (in al die jaren een record, 1½ uur uit en thuis en ook nog bij de Faddens gezeten. Het kan in een uur. Dat doen we samen!

 

Of ik hier nou wat maak of niet, er zijn schilderijen genoeg om uit te delen. Het zou toch erg fijn zijn als je, al was het maar l½ (wat heb ik toch met 1½) week hier zou zijn en we dan samen naar Nederland terug konden reizen. Verkoop die bank toch verdomme. Nee hoor, niks verdomme, maar het zou fijn zijn. Zou zo graag door de cognac lucide worden en bereik het tegendeel. Moet de laatste dagen denken over vrouw-man verhoudingen en dat, zoals jij ook vindt, het over het algemeen nogal ridicuul en infantiel is en dat er weinig stappen worden gedaan naar zelfstandigheid, eerder terug.

 

Radio weerbericht: windkracht 9. (‘you’ve had nice weather during your stay, Ron.’ ‘Yeah, thank you.’) een koufront in het weekend en de wind blijft waaien. Alleen de punt van mijn eiland is nu nog in zicht.

Zou willen zijn als Neddy, zoals hij daar staat onder de bescherming van de struiken en boom, tijdloos, in zichzelf, latend en lief. Hij zou ook kunnen blèren als een domme geit.

 

Geloof dat ik bijna een fles cognac leeg drink. Nog is er daglicht en kan het niet over mijn hart verkrijgen om plat te gaan. One or two bottles a day, keeps the doctor away.

Heb zojuist Neddy een banaan gebracht. Vreselijk is het buiten, zou uit solidariteit bij hem moeten blijven en vlucht naar binnen. Zo dun is de huid van een gedachte. Het oppervlak van de wil. 7 Uur nu. Ga slapen. Misschien voel ik me morgen wat flukser. Daag. Lieve Nina, fuchsia.

 

Vrijdagmiddag 2 uur. Het gaat weer. Wil je eigenlijk schrijven dat ik zo hard werk. Stoom afblazen. Ben er moe en trillerig van. Nee, ik maak niks, maken is de buitenkant van het werk. Wat ik dan doe?

Ik verkoop mezelf schoppen tegen mijn schenen, probeer van dat rechte vlak af te komen, van het vlak waarvan het oppervlak gevuld wenst te worden. Wil er in, al is het met een hamer. Wil er in, of er aan snijden, gaten in maken, voorwerpen van snijden, kleding van maken, vormeloos, pas als ik die aantrek krijgt het vorm. Zacht, hard, vol, hol, een hoed, mijn pet, het dak en de goot, mijn naakte lijf. Open maken, déconditioneren.

 

Weet me niet goed raad, zet de was in het sop, maak mijn bed op en naai een zak met hooi dicht, waarmee ik als een peluw de kier opvul van het bed naar de muur en zie dat er water onder de vloerbedekking staat. Zoveel vocht. (Laat het Alladinkacheltje daar een paar dagen branden.) Veel slijm in mijn keel, rook veel als ik zo aan het drammen ben en dat is niet goed….

± 7 nu. Storm uit noordwest. Het fornuis trekt niet, maar ik ben moe en voldaan. Was mijn beste dag tot nu toe. Weet niet of ik ergens kom, maar er zit beweging in. In mij nu niet meer, at teveel van de rijst met kippenragout (eetlepel gistpoeder.) Heerlijk was het vanmiddag. Probeerde eerst met de zinksnijder andere dan rechte lijnen in het zink te snijden, klooide met tangetjes, of probeerde met geweld het zink te scheuren. Bedacht dat ik ook zuur heb wat etst. Dat ik geen beeldjes hoef te tekenen, maar dat ik kan etsen. Sjouwde de deur waar ik een nacht op sliep en die voor straf buiten staat weer naar binnen om er een etstafel van te maken. En met de lulligste materialen improviseer ik die etstafel, klungel met stukjes hout, wiegeldewaggel, buig en sla heiningkrammen recht, want ik heb spijkers nodig.

 

Plotseling moet ik naar buiten, het eiland over en het amechtige grafische lijf in de storm gooien. Schitterende loeistorm, witspattend water, rooie blauwe paarse zwarte lucht. Het ontroert me als ik de rand, de uiterste rand van mijn eiland zie. De uiterste grens. Voor het eerst de gebreide muts onder de capuchon van het regenjack. Mijn oren zijn zacht en warm gebed in deze koud geworden wind. Prima gekleed! Kan zo de winter tegemoet. Iets was er niet goed aan mijn maaltijd. Zo’n opgeblazen gevoel. (Zouden de gistvlokken gisten?)----------

 

Maakte dus een lange tafel waar de zuurbakken nu opstaan. Rokend en dampend vrat het onverdunde salpeterzuur het eerste gat in het zink. Gemeen. Aantasten. Weg van de mooiigheid van Pa Rovers, weg van, weet niet waarvan weg, maar weg!

 

Een paar foto’s van schilderijen die ik hier verleden jaar maakte liggen op de ‘pronkkoffer’ naast de Spaanse ‘dagger’, het aangetaste uurwerk, de steen als een hart, schedel en schelpen. Kan ze niet meer zien die schilderijen en ik laat ze liggen. Steen des aanstoots. Had niet goed gewerkt die winter. Uit op resultaat. Toen schreef ik dat het was als zalmvissen? Nu mag het me ontglippen. Crevenish is niet om te maken, maar om te zoeken. En dat is ook niet waar, Crevenish is er om het verlangen los te laten, het verlangen om mee te tellen. Verlangen is angst. De angst om niet bevestigd te worden dat je bestaat. Bevestigen is gewoonte, het woord zegt het al. Angst is een rem, zei de filosoof van de koude –noordwester- grond.

 

Lieverd, ik had het fijn vandaag, al was ik zo nerveus als een te vaak geslagen hitje. (vind Neddy ook erg schrikachtig, bij een onverwachte beweging, of het fladderen van een doek, springt hij meters weg) ---- Lees deze brief terug, kan je er wijs uit? Kletsen op papier, of gewoon een bericht van Crevenish. Vandaag, vanavond hield ik voor het eerst deze keer weer echt van Crevenish. Kon het, kon haar, kon hem, kon zien, voorover gebogen in de storm. Totaal alleen, onbereikbaar, op een stuk land in zee.

Bereik ik je wel lief? Zou zo graag een inniger woord vinden als: ‘lief’ of ‘lieverd’, dat beter uitdrukt wat ik voel. Meer verbondenheid, en tegelijkertijd zelfstandiger, ruimte latend. Niet de naam die je moeder of mijn moeder je gegeven heeft. Maat vind ik mooi, maatje, ‘pal’ in het Engels. (Bij ‘maatje’ denk ik ineens aan de schoonmoeder van Rompie.)

Ik wil, zonder me te binden in gevoel, de spijker recht op zijn kop slaan, nieuw moet het zijn, steeds nieuw. Samen werken, lief, maatje, makker (is niet vrouwelijk genoeg voor je.) Ninja, slaap lekker.

 

Nog net voor het slapen de gedichtenbundel van Vroman gepakt en jouw etsje, fantastische etsje, ‘opsporing verzocht’ valt er uit. Op het juiste uur, op de juiste plek. Opsporing verzocht.

 

Zaterdagmiddag half 1. Geliefde Nina. Hier wordt gesjouwd, ouderwets maakplezier, het zink vliegt me om de oren. Met puur salpeterzuur beet ik een grote hoek van een plaat weg, bruine oranje dampen sisten de lucht in. Met zakdoek voor neus en mond bracht ik dat inferno naar buiten en liet het verder branden en bijten. Storm, regenbuien. Etste de eerste plaat met de schaduw van de bramentak. (Noem mezelf ‘de meester van de bramentak’, beroemd word ik ermee, dat zeg ik je, zoals van Meegeren met zijn hertjes.) Nou wil ik kussens van zink maken, snij en ram ze uit het zink. Een klein zwart afstotend kussentje uit mijn atelier (‘de kaken van de nacht’), en een groot wit, schaamteloos open en bloot kussen. Veel staat er op het programma, nog meer. In Westport wil ik informeren of er aan salpeter- of zwavelzuur te komen is. Ga dus uit. Hoopte dat de postman nog zou komen voordat deze brief dichtgaat, maar hij verschijnt niet.

Lieve Ninja, daar ga je, ik bel je deze keer niet op. Omhels de jongens van me, ik hoop dat jij het goed hebt en je goed voelt. Dag mijn lief, dag. Kus.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

bottom of page