top of page

Crevenish '77

 
Brief no. 3
 
Crevenish '77 - Nina, lief

 

 

Donderdagavond 6 uur. Nina, lief. Erg onrustig om te schrijven. Pat beloofde me bij hoog water de zinkplaten en ander materialen in te brengen. Verwacht hem elk ogenblik en hoop dat hij mijn avond niet om zeep helpt.

 

Postte vanmiddag de vorige brief. Was tien minuten in Westport. Maar voordat ik daarheen kan moet ik bij de Faddens eerst het geweeklaag van Mary over Tanny aanhoren: she is playing the devil, en over de Yanks die van geen wijken weten. Ik zit daar op hete kolen, want geen minuut van de dag mag verloren gaan. Stop alvast 2 zinkplaten in een jute zak om straks mee terug te sjouwen. Het is traditie dat ik bij aankomst in Carraholly mijn spullen en materialen mag opslaan in de mooie kamer, naast de voordeur. Pat komt thuis en belooft me: zie boven. Platen weer uit de zak, loop in de gang buurman Tommy Gill tegen het lijf. ‘Ha Tommy, hoe gaat het’? Moet een praatje maken, maar ik wil pleite. En net op het moment dat ik weg kan, zie ik de auto van de Yanks met Paddy pal voor het huis stoppen en het hele weggetje blokkeren. ‘Verdomme, zeg ik tegen Pat die zit te eten, I am blocked up’, maar hij eet rustig verder. De binnengekomen vette Yank ziet mij en zegt tegen Pat: ‘een van ons zal zijn auto moeten moven en dat ben jij.’ Pat geeft mij een knipoog van verstandhouding en verzet zonder morren zijn auto, zodat ik er eindelijk door kan.

 

In Westport is het erg druk, marktdag. Kocht een grote tweedehands heggenschaar en dat blijkt nu een echte Ierse heggenschaar te zijn. Hij knipt niet. Toch zag hij er jofel uit.

 

Het hijgend hert ging snel door Westport. Weer terug bij de Faddens krijgt de ontzagwekkende yankie brandweerman van Mary juist een bord vol bleke melige aardappels en vlees. De andere is continu of dronken of in de zevende hemel. Zal wel dronken wezen, zijn neus is zo blauw en geaderd. Hij schrijft alsmaar kleine briefjes naar zijn dochter in Amerika die 17 jaar wordt. Mary rent voor ze. Paddy gaat met ze uit en snauwt binnensmonds bevelen naar Mary. Hij heeft nog maar een keer per dag tijd om zijn enige koe te melken, we drinken dan ook allemaal instant milk. Als ik later Paddy op de terugweg naar het eiland tegenkom, zegt hij vurig te wensen dat die yanks oplazeren. Zouden ze over mij ook zo……… Ik denk van niet, maar gepraat wordt er toch.

 

Toen ik aankwam kon ik goed Engels praten, woorden en zinnen vloden zo uit mijne mond. Constateer dat ik steeds meer ga brabbelen en over woorden struikel. Zo vlug al contactgestoord?

 

Ik vroeg vanmiddag aan Mary of Pat beledigd zou zijn als ik een timmerman uit Westport zou laten komen om de boot te repareren. Gemeen van me, maar misschien helpt het. Elke keer als ik in Carraholly kom zie ik de zielloze ‘Erin Marie’ liggen en ben dan diep bedroefd. Het zou erg fijn zijn om hier de boot weer te hebben.

 

Het zink is gearriveerd! Ze hebben hun glaasje gehad, de dikke brandweerman, ruim 250 pond, was erbij. En weg zijn ze, foetsie. Het is de druk op mijn oren die maakt dat ik niet goed praat. Gebruik toch geen grein zout, geen korrel. Snap je dat nou, oren en wangen gaan een eigen leven lijden.

 

De geprepareerde zinkplaten zijn feilloos overgekomen, ze waren erg goed verpakt, maar heb er in Engeland bovenop geslapen. De tekenstandaard die ik maakte is vrij groot, legde er 2 vellen spierwit papier op en daarop onherroepelijk als een vlijmscherp zwart gat een etsplaat. No way out!

 

Vorig jaar hebben ze, en dat komt er nu pas uit, onze lieve Neddy nota bene mee laten doen aan een ezelwedstrijd! (We bezochten ook eens zo’n wedstrijd, op het weiland achter het huis van George Mortimer, en we regenden zeiknat.) Het zoontje van de dikke melkboer Staunton, bereed Neddy. Ze werden tweede. Arme Neddy. Dat doen ze nou met jou achter mijn rug, om je lachen, je voor aap zetten. Vond het helemaal niet leuk te horen. Slaap, kus.

 

Vrijdagmiddag 4 uur. Het tij komt in. Een ongelofelijke dag. En mijn hoofd op barsten. Sliep radeloos slecht, droomde: Opa, Joris, gaten, vallen, de kuil van mijn bed waar ik niet uit kon. Een nacht waar geen eind aan komt, tot je om half 8 wakker wordt en het al volop licht is.

 

Om half 9 vanmorgen begon ik aan het essay van Beckett over Proust en nu ik dat voor de eerste keer gelezen heb, is er, hoe zeg ik het, iets ingrijpends en kervends met me gebeurd. Het boekje heeft 79 bladzijden, meer niet en bevat alles wat nodig is. De hele godverdommese stront, darmflora. Waarom ik hier ben, en waarom ik de tijd wil verneuken, of wil neuken.

Over de noodzakelijke eenzaamheid, de eenzaamheid per definitie, en de gewoonteplant van de gewoonte die altijd als eerste groeit en zich omringt met bescherming. (Mijn nek voelt alsof ik een kruis gedragen heb.) Af en toe moest ik van de tafel weglopen en ging bij eb het eiland rond voor kreeft en brandhout, geen kreeft maar wel een flinke boom die ik op mijn nek hees. Verschillende malen kon ik niet verder gaan met lezen, zo pakt het me aan, alsof ik een klap in mijn smoel kreeg of van de stoel werd afgelicht. Ik vind het onbegrijpelijk hoe een man zoveel inzicht, zo’n onweerlegbaar inzicht kan hebben in mensen, relaties, tijd en ruimte. Beckett is ongelofelijk erudiet, maar anti-intellectueel (hoewel ik over sommige van zijn woorden en zinnen minutenlang zit te piekeren.) Het is heikel er met woorden aan te komen of te citeren, waag het misschien. Ik streep aan in een boek! Mam, oh mam.

 

Vriendschap: ‘Vriendschap is volgens Beckett de ontkenning van de onherstelbare eenzaamheid waartoe ieder mens is veroordeeld. Vriendschap betekent een bijna deerlijke aanvaarding van waarden die zonder meer worden geaccepteerd. Vriendschap is een sociaal hulpmiddel, zoals een stoffeerderij, of het uitdelen van vuilniszakken. Ze heeft geen geestelijke waarde. Voor een kunstenaar die zich niet ophoudt met oppervlakkigheden, is het verwerpen van vriendschap niet alleen redelijk, maar zelfs noodzakelijk. Omdat de enig mogelijke geestelijke ontwikkeling in de diepte ligt. De artistieke neiging is geen uitbreiding, maar een contractie. Kunst is de apotheose van de eenzaamheid. Er bestaat geen communicatie, omdat er geen communicatiemiddelen zijn.’

 Ik moet ophouden, want ik duw het zomaar ineens onder je neus en ruk het ook nog uit zijn verband. Kan het niet laten, even door met aanhalen: ‘de mens, schrijft Proust, (ik heb nog maar 2 zinnen van hem gelezen) is niet een gebouw dat een vleugel toevoegt aan zijn oppervlak, maar een boom waarvan de stam en het gebladerte de expressie zijn van het inwendige sap. Wij zijn alleen, wij kunnen niet kennen, en wij kunnen niet gekend worden. De mens is een wezen dat niet buiten zichzelf kan treden, dat de ander slechts kent in zichzelf, en dat liegt als hij het tegendeel beweert.’

Jouw empathisch vermogen, is dat je brede scala van herkenning in jezelf? Maar hoe dan? Wij zijn alleen, wij kunnen niet kennen en wij kunnen niet worden gekend, waarin ik me herken.

 

Ik at. Een saus van tussendoor gebraden kip met uien, rode paprika en doppertjes over de spaghetti, lekker. De spaghetti in zeewater gekookt was nogal hartig. Met Neddy over het eiland, het hout ophalen dat ik vandaag vanaf het strand naar boven op het land had gekeild. Nee hoor, ben maar niet bang, ik sjouw de zak voor Neddy. Had wel een wit plastic zakje met brood bij me voor het Pavlov effect en het werkte perfect. De oostenwind blies mijn hoofd niet leeg en hevig gapend en twijfelend drink ik koffie en schrijf ik je. Zo’n onvolledig beeld geef ik je van Beckett over Proust.

 8 uur. Hoor in het nieuws dat Maria Callas is gestorven, 53 jaar. De hele wereld heeft zich over haar opgewonden. Hoe stierf ze? Arm en vergeten in Parijs!

 Plompverloren begin ik ergens in ‘In de schaduw van de bloeiende meisjes’. Het boeit me wel, maar vind het een tijd waar ik eigenlijk niets van wil weten. Beckett vindt het de moeite waard, dus begin ik maar bij het begin. Lieverd dag. Alle begin is moeilijk, je moet over de bobbel heen die je zelf bent. Lief, wat breng ik je over?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zaterdagmiddag. Lieve schat, de eilandpostman bracht me 2 brieven, de eerste twee brieven. Heerlijk en lief. Jullie zijn zo ver weg en ik ben zo met mezelf bezig. Ik zat te schateren van het lachen hoe jij tekent dat je op je neus kijkt. Ik kan je niet antwoorden, want je bent nu al weer zoveel anders dan toen je schreef. Het is wel erg verstandig geweest om geen baantje bij de Veluco te nemen. Je hebt wel belangrijker dingen te doen. Zoals bij jezelf komen, stilzitten, en maken als je zin hebt. Zoals Proust schrijft: ‘beter 2 vogels in de lucht dan 1 in de hand’.

 

Ik werk hard, nee ik maak niks, schrijf een uittreksel uit Beckett’s boek over Proust in mijn tekenboek. Over gewoonte, het obstakel gewoonte: ‘van alle menselijke planten, schrijft Proust, heeft de gewoonte de minste verzorging nodig en schiet omhoog op de ogenschijnlijke verlatenheid van de meest dorre rotsbodem’. Bham, dat trek ik me aan. ‘Het lijden van het bestaan betekent vrij spel voor alle geestvermogens, want door de verderfelijke verering van de gewoonte raakt onze aandacht verlamd en worden die dienaressen van de waarneming gedoofd wier medewerking niet absoluut essentieel zijn.

 

Ik zelf schreef in het tekenboek: ‘waarom wordt ik zo triest en moe, als ik in het huis kom waar mijn leven begon? (Neddy stampt hevig op de grond) Omdat ik me uit alle macht verzet. Dat mijn nest niets meer was dan onveranderlijke schijn en dat ze me niet meer meegaven als bagage dan het ongemakkelijke verlangen naar comfort. Conform comfort, dat wel.

Dit helpt niks, want Proust zegt: ‘het opzettelijke geheugen (hij herhaalt het uit ten treuren) heeft geen waarde als middel tot evocatie en geeft ons een beeld dat even ver staat van het werkelijke beeld als de mythe van onze fantasie. Ik weet dus niet wat ze me meegaven.

 Paddy Reilly komt er met de trekker aan, hoop dat hij kolen brengt.

Hij bracht kolen en wilde voor zichzelf een vracht kiezelstenen laden, ik hielp hem. Hij is erg aardig.

 Lieve Nina, het is half 10, zit aan mijn tekenstandaard, de suislamp staat bovenop twee pannen, zodat het licht op mijn handen schijnt. Terug van boodschappen doen in Westport. De Yanks hingen laveloos in het stadje rond. Kocht 3 onderbroeken en 3 paar sokken, groenten, petroleum en materiaal voor de boot die Pat werkelijk aan het maken is (een timmerman van het jaar nul, maar dat wisten we al.) Het hout breekt onder zijn handen, hij roept voortdurend ‘Scheiße’ en ramt er op los. Sta doodsangsten uit als hij een zaagmachientje in elkaar zet, zonder de geïmproviseerde elektriciteit eraf te halen.

 

Ik heb me belangrijke dingen voorgenomen: vrijwel met roken en drinken te stoppen, en mijn benodigdheden tot het minimum te reduceren om zodoende het maximum er hier uit te halen. Wil niet calvinistisch in de leer zijn, maar voel me al vrijer nu ik die besluiten genomen heb. Drinken en roken zijn gewoontes vanuit mijn ouderlijk huis. Daarvan wil ik los, want het kost hopen energie die ik aan waarnemen en aan werk wil besteden. Beckett en Proust doen het werk, werk dat niemand anders deed. Dronk toch een glas whiskey in Westport, aangeboden door de Yank. Van de week zag ik hem onbeschaamd laveloos het Faddenhuis binnenkomen (hij is een kennis van een Amerikaanse schoonzoon), valt in Paddy’s onvervalst eigen stoel en begint te snurken.) Paddy bracht me met de boot naar huis, maar de motor werkte niet, dus begon ik te roeien en roeide tegen het tij in helemaal naar Crevenish. Prachtige rustige avond. Aangeland klungelden we, staande in het water, een half uur aan de motor, tot hij aansloeg.

 

Straks ga ik verder aan het uitreksel van Beckett over Proust. Ninja, kus, kus voor Marijn (de groeten aan Aertje) kus voor mijn Julius, de dappere. Slaap. Morgen. (Benieuwd wat ik in de nacht tegenkom.)

 

Zondagmorgen 18 september 10 uur. Zon, hoog tij. Witte boten varen naar de kerk. Een worstelnacht. Liet het petroleumlampje branden, omdat ik zo slecht slaap de laatste nachten. Legde een deur onder het matras, maar daardoor is het bed tekort geworden en kan ik me niet uitstrekken. Loop al 2 dagen met een pijnlijke knie. Sloopte vannacht het hele bed, spande de spiralen van het matras aan met nylontouw. Dan maar in een kuil, als het maar breed en lang genoeg is.

 

In de luwte en in de zon keutel ik langzaam aan de zuidzijde van het eiland, zo langzaam dat ik bijna op een slapende haas trap die zijn leger in hoog gras gemaakt heeft. Andere jaren als ik op de stoel zat moest ik beelden verzamelen en in de etsen mijn manier van kijken laten zien. Nu wil ik ontspannen, niet rennen, geen beelden en etsen forceren. Alsof ik opnieuw geboren kan worden. Los van verleden, heden en morgen.

 

Ik ben melancholiek en ik stink, het is doodstil in het huis, luister nauwelijks radio, ga bijna roerloos over het strand naar de ruïne van Catherine More. Graaf een zware ketting en ijzeren stang op, kijk naar stenen, ren, omdat ik poepen moet, weer terug naar huis. Op weg naar de stoel vond ik drie grote paddenstoelen, zo groot als een open gespreide hand, vers en stralend. Buitgemaakt!

 

Kan me aan het sociale gebeuren in Carraholly niet onttrekken. Ik beloofde mee naar Fitz’s te gaan vanavond. Stom. Stopte mijn buik vol met warm eten en verkleedde me naar z.g. mooi. Het weer is lachende huilpijn, zon en warm, schrale oostenwind. Hou scherp het tij in de gaten, lees Combray en wacht. Straks Ninja. Een dag op en een dag af.

 

Thuis. Bijna 12 uur. 7 uur weg geweest. Fitz’s als een bom zo afgeladen. Het Kilmeena footballteam had wat gewonnen. Gewonde oren van het lawaai, gewonde voeten van het staan. Ondanks de drukte vonden Paddy Fitz en zijn vrouw tijd om me te begroeten. Je zou denken dat onze Paddy vandaag naar zijn buitenboordmotortje gekeken zou hebben, vergeet het maar. Eindeloos geklungel. Weer sta ik in zee en probeer de brokstukken bijeen te houden, terwijl hij er leven in tracht te krijgen om mij naar het eiland te brengen. En ziet het is gelukt. Over een spiegelgladde hevig lichtende zee en de lucht bezaaid met sterren. Nu hoor ik het gepruttel van het motortje in de verte verdwijnen en komt hij op de laatste druppels benzine van een lekkende tank toch nog thuis.

 

Op de een of andere manier zijn ze gelukkiger en rustiger samen, Pat ook. Ze nemen het zoals het komt. Paddy is 73, en is, ondanks zijn kettingrokerij, de whiskey en zijn stijfheid toch bewonderenswaardig. Komt dat omdat hij dun is en snel afscheidt?

Al dagen denk ik er over op een etsplaat alle gewoontes te tekenen die ik nodig heb en de hele dag gebruik. ‘What makes me tick’ Ze met grote aandacht bekijken en te tekenen. Hiëroglyfen die elkaar opvolgen, maar iets weerhoudt me. Het is een te duidelijk geformuleerde gedachte, vergt teveel tijd, is te ingrijpend en te zichtbaar. Ach, begin maar, heb een beetje vertrouwen. Ik verlang naar mijn gewoonte om te maken.

 

Tijd om het bed te proberen. Slaap lekker. Een glas whiskey, dan hoeft de lamp niet de hele nacht boven mijn bed te branden. (Zo gaat na één dag van onthouding de wereld van goede voornemens al ten onder.) Nog niet, lief. (Wat zou het fijn zijn om in een nacht als deze, met eigen boot, op eigen kracht en eigen angst op het eiland te landen)

 

Maandagmorgen half 10. Stralende zon, noordoosten wind. Voor de 3e achtereenvolgende morgen wil mijn linkerkniegewricht niet mee. Het doet niet wat het moet doen. Laat het poetsen en ruimen deze keer achterwege. Na het ontbijt lokt het me om de hele dag hier in het atelier te zitten, nauwelijks iets te doen, niks proberen te maken. Stil leven. De laatste jaren heb ik gerend, gehaast, gebeukt en gesodemieterd. Op in het productieproces, waardoor je de reden van je bestaan kunt bewijzen, onderwijl anderen dwingen daarin mee te gaan. De kinderen het spelen af te leren, respect voor respect, respectabelheid aankweken. Ik zag mezelf niet, laat staan Marijn en Julius.

 

Laat ik niet vergeten

Hoe mijn vader heette

Zijn naam was Jan,

(voor ik het vergeet)

en hij kon er wat van

Wat? Nou ja,

Weet ik veel

Hij stond er bij en hij keek er naar.

Dat is ook niet helemaal juist

Hij kneedde zijn ballen in zijn vuist

Krabde aan zijn kont, zo gauw

er niemand achter hem stond.

Ik stond daar

En doe hetzelfde

Zo vlug ben ik mijn vader.

 

Dacht aan oom Ab vanmorgen, misschien schrijf ik hem een brief. Jammer dat oom Ab oom Ab is, dan denk ik aan Bart, aan Pa, en aan mijn vader. Wie hielp mij naar binnen te kijken, wie hielp mij om stil te zijn en aandacht te hebben, zodat je van binnenuit sterker word? Toen ik las dat Proust de mensen vergelijkt, als hij al vergelijkt, met planten, vegetatie, dan is mijn eerste reactie: bah, wat vervelend, dieren zijn we, wild, verscheurend, bloed, slaand en trappend. Maar dat is een buitenkantige gedachte, de reactie van een vleeseter. Vegetatief is aandachtiger, relativerender en wijdser. Zie me nou zitten meissie, op maandagmorgen, quite happy, mijn ogen worden helderder, mijn hoofd voelt goed en niks hoeft (wat is toch die vage onrust die me kriebelt? Het zal wel onder mijn pet zitten, nou dan zet ik mijn pet toch af..)

 

Schreef een briefje aan Ab Kettelarij, met de groeten aan Jif.

 

De oren van Neddy steken boven het struikgewas uit, hij geeft een schreeuw en het wordt buiten warmer. Het watertekort is nijpend, gisterenavond heb ik het met plastic kannetjes meegebracht om mijn gewoonte van thee en koffie in stand te kunnen houden.

 

Vertelde ik je al dat Tommy Gill’s huis op het eiland verkocht is aan een broer van Paddy Reilly, een jurkenmaker uit Dublin. Ann Fadden (Paddy’s dochter) werkte bij hem. Hij wil het opknappen als weekendhuis.

En dat ze al maanden bezig zijn om op Rosmoney, achter Kate’s eiland, een weg aan te leggen en een pier naar eiland More, recht tegenover mij. Jachthaven en weekendhuisjes. Projectontwikkelaars! De baai gaat er onherroepelijk aan, godverdomme.

De gewelddadigheid in Ierland neemt erg toe. Luister bijna niet naar de radio, maar soms om 8 uur ‘s morgens hoor ik over treinovervallen (Sligo), inbraken, berovingen, verkrachting, schietpartijen, meestal in Dublin. Alsof het geweld uit Noord Ierland naar beneden zakt.

 

Loop naar Patrickkant van het eiland, zit in het gras en zon en laat mijn voeten bungelen over het randje. Niet te geloven zoveel beter als mijn ogen worden. Ga achterover in het gras liggen, niet voor lang, en het liedje ‘The fool on the hill, you’ll never get an answer from the fool on the hill’ speelt door mijn hoofd. Mankepoot naar het oude schuurtje en ga zitten kijken hoe slim ze met rotsen muurtjes stapelden. Denk aan die fysiotherapeute mevrouw Magauer, hoe zij pijn aanpakte en thuis masseer ik mijn knie met vaseline, kreun en zucht en doe mezelf vreselijk pijn. Helpt het? Vanmiddag nog een keer.

 

Half 10 ‘s avonds. Lief. Hoe het verder ging? Het werd zo’n mooi weer, dat ik om een uur of 3 mijn etensrestjes warm maakte en het buiten opsmulde (af en toe ben ik echt een goede kok.) Pakte Proust’s ‘Combray’, en met een extra trui, stok, een sigaar onder de pet, op naar mijn stoel. Daar heb ik als een echte vakantietoerist eerst mijn trui en tenslotte mijn hemd uitgetrokken en zitten staren. De zee onder me was zo glad dat een vleugje wind een aftekening van het eiland in het water maakte. Vliegjes en muggen dansten en deerden me niet. Een hommel zoefde aan me voorbij en zonder aarzelen ondernam hij de grote vlucht over het water naar Inishlyre. Enkele meeuwen zitten als vliegenpoep op de eeuwigheid in het water, volkomen tevreden. Eenzaamheid bestaat niet, tijd bestaat niet, ze zijn er. Verwonder me vaak ook dat voor Neddy geen tijd bestaat. Hij vindt het niet erg. Alleen wij verdomme weten wat een rotkunstje ons geflikt is in de loop van de tijd. Ja, in een lange tijd, dat moet het geweest zijn. Ik las, maar ontspande niet helemaal, (had mijn pet ook weer op.) In de verte hoorde ik Neddy balken en de plicht riep. Stak op de heenweg en terugweg bramenstruiken in de fik, loeiende vuren met prachtige dikke rookwolken maakten tekens in de lucht. Aarzel ook om er de fik in te steken, denk dan dat er toch zeker niet van die kleine domme kabouters hun huis in die bramenbossen maken. Nee zo dom zijn ze niet, met zoveel haken en ogen, daar woon je niet. Toch bang om door de bramenstruiken teruggepakt te worden. Ze veroveren het hele eiland en er zitten zeker hazenhuizen onder. Maar voor het economisch principe van de boer moet alles wijken. Een braamtak stak me in mijn onderste ooglid, het oogwit is een beetje rood, maar niet kapot. ‘Gelijk heb je’, zei ik. Zie je wel.

 

Thuis, lezen en langzaam drammen. Proust heeft het over de liefde van het lijden (ach, ik oude romantieke pijnlijder van harte, herken dat.) Tekende een bladzijde vol met gebogen lijnen om me daarachter terug te trekken, alsof het blad hol stond, of bol, de schillen van een ui en dacht aan de eerste keer dat ik in Ierland was en bij een boerenfamilie de stal mocht gebruiken, hij lag nog vol koeienstront, ik spreidde er plastic overheen en woonde en tekende daar zeker een week. Het was in Glinsk Connamara, het ruigste en naar men zegt het mooiste kustgebied van Ierland. Met zwart Siberisch krijt tekende ik alsmaar een gat in de grond. Nu denk ik ‘waardeloze’ tekeningen, niet een is er gebleven. Maar het gevoel, de onmacht van gevoel, en de hoop om vanuit dat gat een verlossing te vinden, daar moet ik aan denken, zo roerloos als ik toen was, lijkt op zoals ik nu ben.

 

Dinsdagavond. Lieverd, ik teken. Vanmorgen ging ik op stap met een plastic zakje om onkruid te halen. Niet een onkruid sprak mij aan, wel zo’n grote stralende champignon. Terug aan de tekentafel zag ik de spiegeling van de fuchsiastruik tegenover me en de hemel in de zinkplaat. Tekende dat in mijn tekenboek en zoals bij Suske en Wiske ging ik terug in de tijd.

 

Ik kwam terug in Nijmegen op het Dominicuscollege, waar ik ooit een keer, ja, ik kan er ook niets aan doen, zittend in de kapel, rechts middenin, met een nieuw rood missaal in mijn handen het complete gevoel had van intense aandacht. Toen noemden wij dat bidden, liet mezelf vrij, gaf me over en de cirkel was gesloten. Een religieuze ervaring.

 

Alles wat naar religie ruikt heb ik walgend van me af gezet, weggestopt en uitgebraakt. Maar het is zo simpel. De Heer Kloos, zei het al: ‘ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’, cliché, touché. Toen hij dat schreef waren de mensen geshockeerd. Het enige intense waar ik in m’n jeugd mijn aandacht op kon richten was dat geloof. Omdat ik terug moet in de tijd en me weinig herinner, alleen dat ik smeekte, zelfs op handen en voeten, uit dat ouderlijk huis weg te mogen. ‘Ja, dat is goed, antwoordden mijn ouders, maar je komt op je knieën weer terug’ (± 12 jaar.)

Logisch dat, toen ik eenmaal echt op die priesterschool zat, ik met alles en iedereen ruzie maakte. Maar ook echte vriendschappen aanknoopte en van school werd verwijderd ‘als onrustig element’, omdat het totaal niet beantwoordde aan wat ik mijn roeping noemde. Groots en voor iedereen wilde ik leven. ‘Op je knieën zei mijn vader, op je knieën zal jij!’.

Ik heb zo geknokt om bij mezelf te komen, honderden malen beelden afgewezen omdat ik ze nog met mijn ogen kon zien. En ik wil niet maken voor ogen. Schreef alsmaar in mijn tekenboek: ‘ik kan er niet in’------.

 

Een grote dikke bramentak had ik op mijn tekenstandaard gelegd. Lopend over het eiland heb ik al zo vaak met mijn stok die agressieve takken kapot geslagen, omdat ze de weiden overwoekeren en de doorgang verhinderen. Tevens heb ik er een heilig ontzag voor, die takken zijn zo machtig. De zon scheen en wierp een scherpe schaduw van die tak op mijn tekenboek Die nam ik levensgroot over. Het papier waarop ik tekende was verblindend wit, zo ogenvretend wit dat ik blij was toen ik hem had. De zon heeft verder niet meer geschenen. Van die tak heb ik een kroon gevlochten en opgezet. Waarom heeft zo’n gewoonteplant zoveel en zulke venijnige vlijmscherpe stekels? Morgen ram ik hem middendoor.

 

Vleesloze dag, eet alleen als het echt nodig is.

 

Deze brief wordt zo zwaar, dat hij om een ‘convoy exceptionel’ vraagt om verzonden te worden.

 

Heb jij ooit een pouched egg gemaakt? Dat zullen de jongens lekker vinden en het is snel klaar: in een pannetje 5 tot 7 cm water met een scheut azijn aan de kook brengen, van het vuur af nemen en vlak boven het bloedhete water het in tweeën gebroken verse rauwe ei erin laten glijden en drie minuten laten staan. Je verliest iets van het ei, maar, zoals Mary zegt, hoe warmer het is, hoe beter het pakt. Smaakt heerlijk op verse toast. Ga weer naar mijn werk. Vroeg op want om half 7 vanavond was het te donker om aan de plaat door te gaan. Wil alles van de dag pakken. Lief, kus van me.

 

Woensdagmiddag 2 uur. Bewolkt, koud, geen wind en de kachels trekken niet. Op de een of andere manier moet ik vandaag uit. De winkels in Westport zijn gesloten, maar ik hoop elders brood en vlees te vinden. Beëindigde de grote plaat met bramentak en twijfel hevig. Was van plan nog een plaat met gebroken tak te maken en kreeg opeens angst te vervallen in vuig symbolisme. Hoewel de gebroken tak kant en klaar voorgetekend is op de tweede plaat, laat ik het en ga verder.

12 Uur nu, middernacht. Foetsie is het weer, weg. Denk nog steeds aan resultaat, moet veel verder. Las na het eten tot nu toe in ‘Een liefde van Swann’. Scheuten treurnis over het werk tussen het lezen door. Rook buiten een shagie en drink een borreltje, eventjes er af. Het is doodstil, heel donker en het ruikt heerlijk. Dag lief, ver weg.

Donderdagavond 7 uur. Lieve Jorien, Nina, ik rol een shagie van je. Sean de postman bracht dat kleine lieve smokkelpakje. Je naam denderde door het huis en het bleef overeind. Je moet wel erg lang op deze brief wachten, maar ik kom niet van het eiland af. Sean Jeffers zei dat het geen zin had om deze brief mee te nemen, daar ik zelf zaterdag toch naar Westport ga en hem dan per expresse verstuur.

 

12 Uur achter elkaar doorgesodemieterd. Op een grote plaat getekend. Ik was zo zeker van mijn vrijheid. Roken en drinken zijn eigenlijk maar een klein gewoonteprobleem. De grootste gewoonte die ik heb zijn de wortels van het werk, de esthetiek, het vlak, de compositie, het resultaat. En resultaat is de dood in de pot. (Ik neem een slok van een neutje en het lijkt of er gesmolten lood in mijn armen gegoten wordt)

 

Vanmorgen veranderde ik weer het atelier en zette bij elk raam een tafel. Durfde te tekenen, maar naarmate de tijd vorderde stuitte ik weer op hetzelfde machteloze gevoel. ‘s Morgens ben ik op mijn best, tegen een uur of 3 zakt het in en weet ik niet meer wat ik aan het doen ben.

 

Morgen ben ik 2 weken op mijn eiland, maar de tijd dringt niet, of wel? Nu eerst een eind over het eiland lopen, was nog niet of nauwelijks buiten. Bijna volle maan, verandering van weer voorspeld. Regen, hoera, ik stink nog erger. Een schitterende avond, windstil, blauwen, grijzen, de Patrick vaag nog zichtbaar, de eilanden los van het water en een roze gloed van de maan over de eilanden en rotsen die nu boven water zijn. Verdomme, waarom aquarelleer ik toch geen landschappen, zoals Henri Plaat, in plaats van tegen mezelf te sakkeren. Al onze zorgen zouden over zijn, ik werd rustiger en zou vaak hand in hand met je lopen en men zou goedkeurend naar ons knikken: ‘goedenavond saam’.

 

Misschien zijn deze platen te groot om de weg naar binnen te vinden. Is in tweeën snijden tot de maat van mijn tekenboek de oplossing? Boven zit te ver weg van onder. (Geld dat ook voor mij?) Dat terugdenken in de tijd maakt dat gekke onverwachte dingen in je opkomen die ik werkelijk totaal vergeten was.

 

Bij het tekenen van die aangetaste hoek, vegetatie of weet ik wat, dacht ik plotseling terug aan een bloemenwinkeltje in de Kerkstraat Eindhoven, vlak onder de grote Catherina-kerk. Een achteraf, beetje verlopen, maar voor echte Eindhovenaren toch bekend winkeltje; ‘Van Velzen’s Bloemenhuis’. In het achterkamertje, een keukentje, klein en donker, heb ik uren en dagen doorgebracht. Bij Moe van Velzen, een moederlijk zachtaardig Brabants mensje. De zoon, Theo, was roodharig. Oma waarschuwde mij voor hem. ‘Let op, zei ze altijd, roodharigen hebben het achter de elleboog’. Broer Frank kwam er ook, maar alleen voor Theo. Ik zat bij moeke van Velzen, kreeg koffie en ook een sigaretje, ‘als ik dat thuis maar niet vertelde’. Het was wat je noemt beneden onze stand, soms liet mijn vader hen wel eens een boeketje bezorgen. Ik vond het heerlijk daar te zitten, met de geur van snijbloemen en de brommer in de keuken. Het was er heerlijk rustig, de lamp brandde er altijd, zonlicht kon er niet komen. Denk ook aan cyclamen en haat ze, vooral de rode of paarse. Ik was het totaal vergeten, 10 of 11 jaar was ik. Wist niet waarom ik er kwam, wist geen woord te zeggen, maar werd er heen getrokken, het was erg harmonisch bij die mensen. Vaak zat ik er op zondag, dan was er geen verkeer en ook geen winkel en hoefde lekker niet thuis te zijn waar die ouwe ook was. Rooymans hou op! Proust proest. Nou klaar.

‘De Liefde van Swann’ heeft me te pakken.

 

Kraste de tekeningetjes door, te snel, te vlug. De gewoonte me te haasten. Ik kan beter met helemaal niks terugkomen, dan met een vervolg op. Go down Moses, deeper down. Wil niet naar het verleden, maar wil naar mezelf. Lieve Ninja, ga lekker slapen en laat alle bezoek afscheid nemen. Slaap.

 

P.S. Liep nog even boven de wei in en maakte Neddy los. Het tij is in en het is zo gruwelijk mooi daar in de nacht, de maan los van de wolken, mijn dierbare Neddy tinkelend in silhouet, te mooi. Wou dat je het meemaakte, kom maar even. De lucht is schoon hier. Schoonhoven. Dag.

 

Ninja, 9 uur. Vrijdagavond. De wind gaat tekeer, slaat en vecht, nauwelijks regen. Vanaf vanmorgen, totdat het te donker werd heb ik in de vreemdste bochten en standen bolle lijnen staan trekken. Ik had me een punt gesteld dat ik wilde bereiken en bereikte het ook. De hele dag sakkerde de wind met witte koppen op de golven. Neddy was van zijn apropos, tot ik hem weer vast zette.

Vanmiddag komt er dan ineens het hevige verlangen naar Marijn en Julius opzetten. Pakte jouw brief van zaterdag, lees hoe jij ook sodemietert, ben dan even bij jullie en dan, god zij dank, voor het eerst muziek: op Frankrijk een gedeelte van een strijkkwartet van Mozart. Zo mooi, maar Fransen zijn vreselijke ouwehoeren op de radio, ze breken zo’n stuk plotseling af, en giechelend en zelfvoldaan kletsen ze verder. 3 Minuten echte muziek in ruim 2 weken.

 

Loop naar buiten en de eerste regendruppels vallen uit de sok aan de waterpijp in de ton. Neddy staat achter het huis en is niet te zien. Misschien kan ik me morgen wassen, mijn haar staat steil overeind, nagelriemen zijn zwart en ik verspreid, zoals dat heet, een muskusgeur. Ondanks dat ben ik toch nog een proper baasje hoor, een kletsmajoor. Lieverd, als het morgen even mee zit, probeer ik je vanuit Tanny Tunney’s te bellen.

 

Regelmatig gaan er haringtrawlers voor anker bij Inishlyre. Ze vangen zoveel haring dat ze het niet meer in de ruimen kunnen stouwen en het bovendeks op moeten slaan. Tommy en Paddy Gibbons hebben een fantastische tijd, volop aanspraak en drank. Een van de trawlers voer op een rots en haalde zijn buik open. Als een stinkende vis lag hij hoog op het strand van Inishlyre, tot er mannen kwamen die hem oplapten. Ze hebben hier de vis ontdekt.

 

Vanochtend bedacht ik hoe waanzinnig het is om in Gellicum te vertrekken, uren te varen, een land te doorkruisen, niets zien, niks kijken, weer uren varen, nog een land doorkruisen, alles bij elkaar 1300 km rijden en dan als in een duikvlucht op Crevenish neer te strijken en zo snel mogelijk aan het werk te gaan. Als iemand me straks vraagt over Ierland en Ieren, sta ik met mijn mond vol tanden, want ik ken alleen het eiland en het werk. Toch goed zeker.

 

Neem het eerste biertje van deze week met een shagie. Mijn manier van koken wordt ook weer Iers. Flikker bij de resten gehakt rauwe prei en rauwe aardappelen met kruiden en bak het tot het gaar is. Misschien iets te vet, maar dat is in dit weer nodig. Hijs toch al de hele dag mijn broek op. Kan niet meer en moet naar bed. Lief. Noenja.

 

Droomde vannacht (alweer) dat ik naar huis moest en nam de Ferry. Deze keer een Hoovercraft, een uitgemergelde tot op het bot versleten boot. Tijdens het debarkeren realiseerde ik me nog genoeg tijd en geld over te hebben. Waarom zou ik niet teruggaan? En ik ging weer terug. Droom het elke keer op Crevenish. Dag.

 

Zaterdagmorgen. Kop thee. Vliegende Hollander in vliegende storm. De was staat in het sop, emmers en kannetjes moet ik vasthouden anders ben ik ze kwijt, Marijn en Julius zouden naar Dorinish geblazen worden en ik heb nog steeds geen boot, hoe zou ik ze dan terug kunnen halen? Prachtige storm. Het tij wordt de zee uitgeblazen en het wordt een groot strand. Moet de brief afsluiten, Nina. Wat drinkwater betreft heb ik het weer overleefd. Haat het om een dag te verliezen, niet hier te zijn, niet te werken. Later, als ik rijk ben, laat ik een parlevinker uit Westport (ze bestaan niet) wekelijks uitrukken om me van water en levensmiddelen te voorzien. Dat is dus de volgende keer. Lieverd, doe de deur dicht voor ieder die je stoort. Alle drie omhelsd door mij, ver weg, wroetend op Crevenish.

 

 

bottom of page