top of page

Crevenish '76

 
Brief no. 4
 
Crevenish 26 Februari '76

 

 

Donderdagavond 9 uur.

Brief gepost en boodschappen gedaan in Westport. Paddy wilde aanvankelijk niet mee. ‘Come up, I said, just for the crack’ en gewoontegetrouw kroop hij voorin. Mary en Deliah op keukenstoelen achter in het bakje. Deliah ziet er zo dierbaar verslonst uit (pas op jij, zo dierbaar is ze me nu ook weer niet.) Ik had met haar afgesproken naar de juwelier te gaan om eindelijk de knellende getuige van 37 jaar huwelijk los te zagen. Een cadeautje van mij. (Puur eigen belang, telkens als ik die vinger zie krijg ik koude rillingen.) Het was een hele operatie. De ring liet een diepblauwe kerf achter in haar vinger. Volgende week zal ik de juwelier betalen, hij neemt de maat pas als haar vinger minder gezwollen is.

 

Paddy wachtte als een hondje in de auto, terwijl de snuffelende vrouwen en deze snelheidsmaniak winkelden. In Bridgestreet ontmoetten we om de 10 meter mensen waarmee we moesten praten en we blokkeerden het trottoir; Paddy Gibbons van Inishlyre met zijn dochter, Mazy, Tommy’s vrouw. Zag bloedmooie vrouwen (ook dat nog.) Dacht later met mijn buureilanders in Jacky Nolan’s nog een glas te drinken. Niemand kwam opdagen en Crevenish riep. Bij Mary nog een kop thee en als je dan op het punt staat, gedwongen door het daglicht en het water, te vertrekken, dan begint Pat leuke verhalen te vertellen. Langzaam, met bevroren grijns, achteruitschuifelend naar de deur hoorde ik hem aan. Sleepte de boot naar dieper vaarwater en voer onder een heldere sterrenhemel naar Crevenish waar Neddy me aan het strand opwachtte en onmiddellijk in de grootste en mooiste rode paprika beet. Ben je bedonderd ----.

 

Op de terugweg naar Carraholly moest ik uitwijken voor een rode auto, ‘dat is Dicky Gilles op weg naar zijn vrouw’, zei Paddy. Dicky (co-pilot met Paddy voor schepen die naar Newport gaan) is een schimmige, schuimige vrijgezel van tegen de 50. Op weg naar Mary Nolan (een gedefigureerd vrouwmens met grote kop) zuster van Jackie Nolan bij wie we net in Westport wat gedronken hadden (ik denk dat ze een loeder is.) ‘Het is onderhand tijd dat er iemand voor hem gaat zorgen,’ mompelde Paddy er achteraan. Klaar, zo zit dat.

 

Gisteravond, voor jou vorige week, vroeg ik je veel en vaak te schrijven, maar vanmorgen toen de brief al dicht was voelde ik me er een beetje ongemakkelijk over. Want ik wil je niets laten doen wat jij niet wilt. Schreef het uit erge behoefte aan contact, maar tenslotte kies ik deze isolatie zelf. Zo, if you don't feel like it, don't do it!

 

Het is half 10 nu. Ga bijna slapen, mijn schilderijen laten me niet met rust, er moet morgen veel aan gebeuren. Het is buiten heel stil en zacht, moge het zo blijven. Kussen van Ron.

Vrijdagavond half 8. Jezes, wat een schilderdag. Hallo, jullie drie daar in dat knusse roezige warme Gellicum, met je beesten, je vriendjes, het verkeer over de dijk en die slome Linge. Gapend probeer ik achter mijn adem te komen, met ogen die dubbel zien en verzopen in de verf. Wat een vak!

Neddy en ik waren tegelijk om half 7 wakker. Hij ging het eiland op en ik wilde naar het atelier. Een grijze dag met weinig wind en in de middag op wonderbaarlijke plekken zon op het eiland, alsof er een vergiet voor de zon werd gehouden, maar dat kan niet want zulke grote vergieten bestaan er niet, of wel?

 

Scharrelde met mijn ezel (waar je schilderijen opzet) tot vlak bij het raam en er komt weer een schilderij voor je aan (ook voor mij.) Het heet ‘How long are you staying’. Zoals de postman mij vroeg toen hij afgelopen dinsdag voor het eerst een brief van je bracht, zijn knuist uit zijn knalgele oliejas stak en mijn hand pompte. Het geel is verdwenen, zijn hand ook. Jouw muts en trui zijn over, liggend over mijn schilderijenkrat. Maak met die kleren het weer, het ijzige koude weer, dat messcherp door je heen snijdt. Ook dit schilderij is weer zo helder dat het bijna pijn aan je ogen doet. Ik schilder jullie erin. Jij komt er aan, Marijn komt er aan en Julius komt er aan. Morgen zijn jullie hier. Het tafelkleedje, mijn boot, de aanlegpaal, mijn schaduw en de lucht, meer had ik niet. En ik kon er niks aan doen dat het allemaal kwam. Nergens gepruts en toch is het zo helder dat het bijna onwerkelijk wordt. Voor het eerst humde ik in mezelf, humde nogmaals en hoorde de galm en de stilte en 10 minuten later barstte er gezang los op Crevenish.

 

En ik was het die zong, in deze volstrekte eenzaamheid. (Op het oerige grondige geluid van Neddy na. Hoe hij die geluiden produceert weet ik ook niet, maar het komt zo diep uit zijn dierenziel dat je denkt: wat een energie moet dat kosten. Maar nee hoor, als zijn balk nog nadondert plukt hij alweer zijn eerste sprietje gras alsof er niets gebeurd is.)

Stopte om een uur of 4 met werken, kon niet meer en brouwde me, voor ik ging zitten, een feestmaal. Alle groenten die ik in huis had: uien, knoflook, veel prei, rode en groene paprika’s, tomaten, kruiden in een pan, daar de overgebleven gevierendeelde gehaktballen bij, kaas erover en het klonk, hoor je, als een klok. Met spaghetti. Eten voor de hele komende week.

 Vervelend, maar ik kan over niemand anders schrijven dan over mezelf, of ik zou iemand moeten verzinnen en daar heb ik geen zin in. Dus: ik had mijn beste dag op het eiland tot nu toe, zo hoog geconcentreerd dat, als ik dit vol kan houden, ik nog veel kan maken. Zelfs het formaat van het doek doet er niets meer toe. Dit schilderij is even groot als een doek van 2m x 2m.

 

Carnaval is losgebarsten in Nederland, ik hoor op de radio platte en vulgaire liedjes, maar nu Neerlands Hoop met: ‘Plankenkoorts’ en dat is razend, razend goed.

 

Half 10, Neerlands Hoop denderde over me heen. Wat zijn ze goed! Manipuleren hun publiek, geven aanzetten, gaan door, doorbreken taboes, spotten, nemen zichzelf te grazen, ironie, vertellen schrijnende (schijnt dat schrijnt) verhalen, erg, erg goed.--------- mijn ogen vallen toe, glaasje wodka werkt, een snelle zoen (zoals je me kent) Dag mijn lief. Dag. (mijn hart breekt open)

 

Zaterdagavond 8 uur. Zal proberen om nu eens in een logische volgorde te schrijven. Neddy was vanmorgen eerder op dan ik, ik hoorde hem wel maar dacht, ga jij maar, ik blijf in mijn bed, want het licht was nog niet opgestoken en zonder daglicht besta ik niet. Toen het eindelijk licht werd begon om de een of andere duistere reden de kachel in het atelier, toen ik hem aanmaakte, te roken als de ziekte. Begon toch te werken, liet hem langzaam uitgaan en stak het petroleumkacheltje aan, maar tussen oliewalm en kolenwalm is het slecht toeven. Zette ramen en deuren open, bang voor kolendamp. Hoewel ik soms in een pub kom (Jackie Nolan’s) waar het blauw staat van de kolenwalm en niemand die er om maalt.

 

Probeerde de grote foto van ons allemaal in het schilderij te schilderen en ontdekte dat het niet kon, omdat ik het niet wilde. Dus moet ik tot mijn spijt mededelen dat jullie niet aangekomen zijn. Voor het eerst gebruikte ik een vlak niet voor beeld maar voor kleur: zwart. Voelde me heel gek, ongecontroleerd, maar werkte toch. Met mijn rechteroog in het oostraam om te zien wat Neddy zou doen bij laag tij. Maar mijn oog dwaalde af en hij verraste mij toch nog, al halverwege Carraholly. Greep muts en touw en trok een halsbrekende sprint over de rotsen. De ezel deed of hij me niet hoorde of kende en drentelde rustig verder. Pas toen ik voor hem stond bleef hij staan en wist van de prins geen kwaad. Boos was ik op hem, bracht hem naar huis en zag de postboot ver in zee uitankeren. Liep door de bagger naar Sean, kreeg jullie brief en een moedersbrief, maakte een praatje. Toen hij weer zee koos liep ik even naar Paddy Reilly en Pat die wier aan het snijden waren.

 

Thuis zette ik koffie en dook ik in jouw brief (‘ons moeders’ brief ging over opa.) Ook jij gaat op en neer met je werk en je lijf, het kan niet anders. En is het niet merkwaardig dat jij in de tekening bij jouw droom over het opereren van jouw hoofd exact de plek aantekent waar ik nu al 3 weken verrek van de pijn. En dat me alles al door het hoofd heeft gespeeld: operaties, ziekenhuisopnames en weet ik veel. Misschien kom ik er niet onder uit een dokter te bezoeken.

 

Je vraagt of ik wil antwoorden op je brieven, maar we beantwoorden elkaar toch, met ons zoeken naar concentratie en het gezeul met ons lijf. Jij hebt honderdduizend dingen die je kunnen verhinderen aan het werk te gaan. Zelfs Marijn of Julius, die met een verkeerd been uit bed stapt, kan maken dat je geen zin hebt. De tijd dat je alleen bent, moet je proberen in het atelier te zijn. De kachel brandt er. Produceren hoef je niet, of niet veel, gewoon maar zitten, kijken, niks motten (schreef hij.) Wij zijn geen makers, we zijn groeiers (ik gebruik alleen wat kunstmest.) Als je alleen bent, moet je het heel stil laten worden, heel stil. Uit.

 

Het gevoel dat de griep me weer wil pakken, jaagt me uit de stoel. Hoe haal ik die wolligheid uit mijn hoofd, snuiten of hoesten helpt niet.

 

Verder aan mijn schilderij. Een dag op, een dag af. Zo groot als ik de dingen gisteren aanpakte, zo pielerig deed ik het nu, maar het zijn ook echte uitvoerwerkjes: het patroon van mijn plastic tafelkleedje en enkele zaken daarop.

Om een uur of kwart over 5 hoorde ik een bootje en zag Tommy’s verdriet, Herbert de Nederlander die met zijn dochter Sally vrijt, op het eiland aanleggen. Bezoek. Herbert is aardig en dol op de mensen hier, nota bene speciaal op Tommy. Het laatste schip waarop hij gezagvoerder was, heeft hij voor de Nederlandse kust in de laatste grote storm verspeeld. ‘Stardust’ heette dat schip, het ligt nog op het strand bij ‘s Gravenzande.

Op den duur wil hij hier een huis bouwen en net zo simpel leven als deze mensen, wat klooien, wat vissen. Vreemd om weer Nederlands te praten, je hoort jezelf woorden zeggen die je anders nooit gebruikt. Tegen 7 uur ging hij vort en dat is ook in dit huis lang genoeg. ------

 

Nu hangt het schilderij achter mijn rug aan de muur en als ik me omdraai zie ik dat het nog niet helemaal goed is. Morgen krijgt het nog een kans, dan moet ik door.

 

Vanmiddag, (chronologisch schrijven kan ik toch niet) zag ik dat de passage vol liep en Paddy Reilly was nog op het eiland om wier te snijden. Zette mijn muts op en wilde hem gaan waarschuwen, maar bedacht me, hij weet het zoveel beter dan ik. Tenslotte hoorde ik de trekker aankomen, een lading rack achter op de aanhanger zo groot als de St. Patrick, wegglijdend, verzakkend en steigerend kwam hij onder het huis in het rulle zand van het strandje voorbij, zijn voorwielen bungelden als stompjes boven de grond, en beukend en rammend ploeterde hij over de rotsblokken in de passage met zijn motor bijna in het water en haalde net op tijd de overkant. Paddy Reilly ziet er bijna weer uit als vroeger, alleen wat dikker, op zijn ronde pioenrode kop een groen wollen mutsje als eierwarmertje.

 

Toen het donker werd kwam Neddy thuis, net als Marijn, want Neddy heeft ook geen voor- en achterlicht. Regenen wil het ook niet, veel zware wolken, weinig wol. Enkele spatjes vullen mijn tonnen niet en ze zijn bijna leeg. Dacht vandaag: stel dat we eens wat centen zouden hebben, wat fijn zou het zijn om hier een watertank te maken voor drinkwater, een douche en toilet. En een goede voordeur. Dat we af en toe met ons vieren hier zouden zijn, zonder stress, lekker op krabben- en kreeftenjacht. Avonturen met Neddy. Lijkt me erg fijn. U ook?

 

Mijn lieverds, ga tekenen voor het volgende schilderij, straks leg ik de rechterkant van mijn hoofd in jouw schoot en verdrijf jij het evil wat er in zit!! (van Gogh had toch geen kou gevat toen hij door de korenvelden liep.) Liefde en lieve Nina, laat maar ontstaan, zoals de etsjes vlak voor het slapengaan, ‘nu of nooit’. Wat een genot heb je van het Dafje! Of niet soms? Stel je voor. Dag.

 

Zondagmiddag, bijna 6 uur. Mijn lieverds. Snel even. Ga ondanks mijn kop toch maar uit, hij gloeit aan de rechterkant. ----- Zelden ben ik zo in mijn werk geweest, ik barst van de schilderijen, zo ongelofelijk geconcentreerd. Het tweede schilderij hangt, na ingrijpende veranderingen. Het is veel verder dan mijn eerste.

 

Dook meteen in het volgende, waarop bijna niets meer gebeurt. Het is erg spannend om het helder en zuiver te krijgen, messcherpe ontmoetingen van vlakken te maken, zo dat het klikt. Wonderbaarlijk om mee te maken hoe het schilderij vanzelf groeit, alsof je alleen maar een uitvoerder bent en gedwongen wordt tot verschuiven en wegnemen. En dan ben ik jullie vreselijk dankbaar dat ik het mee kan maken, ondanks mijn lijf, ondanks de wind en kou. Ik ben er met dit schilderij nog lang niet, maar het volgende dringt al.

 

Neddy komt thuis en staat door het raam naar mijn geschrijf te kijken. Snijd in de keuken een stuk knol voor hem en hij loopt alvast naar de voordeur. Moet nu wat eten maken en vaar voor donker uit, loop om half 12 in.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kwart over 12 nu. Pikdonkere nacht met volle sterrenhemel, geen wind. Landde precies voor het donker in Carraholly, had geen 5 minuten later moeten zijn. Bij de Faddens T.V. Gruwelijke Ierse televisie, volgestopt met reclame. Fitz’s was de gezelligste tot nu toe. Het vee werd gelaafd en was niet buiten de deur te krijgen. Hubert, Deliah, hun zoon young Hubert, Mary, Paddy, and me en op de terugweg ook nog een ladderzatte Billy Kelly (goed dat ik aan een kant doof ben, want hij vertelde me toen ik hem thuis afzette de gruwelijkste ‘fucking things’.) Paddy, een beetje aangeschoten, blijft me het huis beloven voor zolang hij, en Pat ook, leeft. Hoewel ik erg van het huis hou, ben ik niks, heb ik niks en kom van nergens. Gewoon goed voor mekaar zijn en nergens over lullen. ------- Neddy liep vlak bij de passage en het vee ook. Ik heb hem bij het huis aan de boom gebonden. En morgen ga ik naar de dokter, Mary gaat met me mee. Ik wil van die rotpijn in mijn kop af, kan maar half denken.

Eten is martelen, een hap brood krijg ik niet tussen mijn tanden. Naar de dokter in Ierland, ben benieuwd. Jullie slapen allang, slaap, ik zou graag even bij Marijn en Julius binnen willen komen, een dekentje rechttrekken, naar de overkant gaan met Nina op haar linkerzijde, de loefzijde. Loef lief.

 

Maandag, namiddag half 6. Terug van de dokter. Klokslag 11 klopte ik aan de achterdeur van de Faddens, (na een tocht door het strand op een prachtige zonovergoten dag met weinig wind. Wat was ik graag op het eiland gebleven om tussen het werk door wat rond te lopen en te kijken en te genieten, maar ik voelde me ‘lousy’, had dus geen keus.) Mary zag er nog niet erg stads uit. Toch om kwart voor 12 in de wachtkamer van de dokter, die zat hartstikke vol, en maakte een afspraak voor half een.

 

Precies half een zaten we daar weer, er gebeurde nog niks en om halftwee mochten we zijn spreekkamer binnen (dokters- en ziektekosten zijn gratis in Ierland, wordt met belastinggeld betaald, dus iedereen die tijd over heeft en wat zou kunnen mankeren, hopt even bij de dokter binnen.) Een half uur wachten in de spreekkamer. Ten slotte kwam er een donkere, zeer gesoigneerde man binnen die mijn klachten aanhoorde en opnieuw vertrok, zeker wel 20 minuten. Hij vergat me echter niet, kwam terug en stopte een thermometer onder mijn tong, telde mijn polsslag, keek met een lichtje in mijn oor en achter in mijn keel, duwde en drukte op de pijnlijke plek, maar niets deed echt pijn. Evengoed constateerde hij een reumatische kou, precies in mijn kaakverbinding. Kreeg een injectie in mijn arm die onmiddellijk zwaar en loom werd. Deze injectie werkt 3 dagen en daarna moet ik grote witte pillen slikken. Hij was aardig en zeer gedecideerd. In mijn neus zat ook nog een pijnlijke pukkel, daar duwde hij zalf in. Alles bij elkaar was ik hem 2 pond schuldig, een tientje. Opmerkelijk hoe achteloos een dokter met zijn spullen omspringt. In zijn spreekkamer, waar we zo lang moesten wachten, staan alle kasten open, volgepropt met medicijnen en dodelijke troep, je kan je zakken zo vullen. De vuilnisbak puilt uit van gebruikte verbanden en vuiligheid. Het huis zelf daarentegen en het interieur van de praktijk zien er zeer verzorgd uit. Zo’n wachtkamer wil ik nog wel eens meemaken in Beesd of Deil! Ruim en groot met makkelijke leren banken, grote leestafel met asbakken. Daarna naar de apotheker voor mijn 2e recept antibiotica. De apotheker was even eten en zou binnen een half uur terug zijn. Wat doe je dan? Juist! Je drinkt een borreltje aan de overkant bij zijn broer Jackie. Om kwart voor 3 terug in Carraholly, een uur wachten tot de boot dreef. Nu al heb ik het idee dat mijn kaak iets beter is. Lieve Nina, zou het echt helpen? Kocht ook nog veel vitamine C --------.

 

9 uur. At voor de 4e keer hetzelfde en dat is wel genoeg. Dacht dat ik maar eens moest beginnen aan ‘Witte Nachten’ van Dostojevski, maar vond het licht om bij te lezen, in de stoel voor het openhaardvuur, erg slecht. Ik bedacht dat als ik daar nou een kastje zet, dan kan de lamp er op staan en valt het licht precies op mijn boek. Binnen 2 tellen stond het hele huis op zijn kop. Deelde de staande witte kast in tweeën, één stuk in de hoek tussen keuken en vuur en het andere stuk hees ik boven op de schoorsteenmantel, maar het dreigde voorover te vallen. Probeerde er van alles onder te proppen, zodat ik de bezem kon pakken om het kastje te schragen, maar de bezem was buiten handbereik. Met poken verlengstukken aan mijn arm gemaakt en nog kon ik er niet bij (god wat een gehannes.) Moedeloos heb ik de kast er weer af gehaald. Alles staat weer op zijn oude plek en ik zit aan tafel te lezen. Rare uitbarsting van energie --------.

 

Las in een half uurtje ‘Witte Nachten’ uit. Het zijn mijn nachten niet, vroeger misschien. Schizofrene puberale liefde, op hoge tonen, voor mij te mager om je in te storten, betwijfel of Carol en Chrisje daar toneel van kunnen maken --------.

 

Schilderijen of beelden, simpel en gewoon, wat ik rondom me zie, dringen zich op om te maken. Vaak is het mijn wezensvreemde onkleurige schilderijenkrat, die scherp, te scherp voor dit huis en deze muren, de scheiding tussen land en lucht wordt, of land en water. Of nog wat anders, een gecompliceerde mengeling van alles wat ik in deze korte tijd wil bereiken en mee wil nemen naar huis. Waarschijnlijk heb ik niet genoeg aan 7 doeken en wil morgen proberen veel schilderijen op één schilderij te maken. Het opslaan van beeld en verschillende manieren van kijken op een doek. Morgen, hoe zal ik morgen zijn? Heb zin als nooit tevoren onderhuids in mijn werk te kruipen, te kijken hoever ik kan gaan, zelf nauwelijks meer aanwezig. Hallo en dag. Marijn, Julius, zijn jullie er nog? Zijn we er nog? Dag.

 

Dinsdagavond. Moeizaam begin ik te schrijven, voel jullie niet dichtbij me, alsof ik afgesneden ben.

Krijg zo weinig levenstekens van jullie, dat het lijkt of ik in het niets schrijf en alsmaar over dezelfde man op een eiland, waar steeds dezelfde (voor mij spannende en steeds nieuwe) dingen gebeuren. De vloed, de eb, het werk, de pijn en Neddy. Verrek van de pijn, heb hard gewerkt en voor de rest, tabé.

 

Woensdagavond. Kan ik verder? Boos en verdrietig was ik gisteren. Kon niet meer schrijven. Verwachtte gisterenmorgen een paradijs zonder pijn, maar toen ik wakker werd kerfde het in mijn kop. Ook twee schilderijen gingen niet door. Het spannende ‘laat maar groeien-schilderij’ van zondag en het schilderij over mijn blauwe bed met hele lege muur, alsof het bed de ene helft was en de andere helft muur. Ik, die dacht te zwemmen in schilderijen, stond plotseling droog.

 

Mijn lijf voelt minder koortsig, dat wel en vandaag is het misschien iets beter, maar dat kan wishful thinking zijn. Dacht er over het bijltje er bij neer te gooien en naar Gellicum te varen. Komt de berg niet naar Mohammed dan gaat Mohammed naar de berg. Vijf weken ben ik nu weg en nòg geen teken van Julius en Marijn.

Mag dat niet schrijven, maar de omstandigheden in aanmerking genomen zou een krabbeltje of tekeningetje me erg goed doen (wie weet wat je me allemaal al stuurde, terwijl ik zo miserabel zit te wezen.) Doe dan net als met een aanmaning: indien U inmiddels hebt voldaan gelieve dan deze woorden als niet geschreven te beschouwen.

 

Las Slauerhoff’s ‘Schuim en As’, erg mooi, wild, gedreven, gedoemd en romantisch, zeker voor die tijd. -- Boos schilderde ik hulpeloos verder aan wat niet kon, wat niet klikt in mijn hoofd en boos ram ik een nieuw schilderij in elkaar, het was er al half. Gisteravond toen het al schemerde had ik als schets twee ‘benaderingen van mijn schilderijenkrat’ opgezet. Maar ik wil geen benaderingen, ik wil de waarheid weten. ‘De waarheid over schilderen’, heb ik erboven geschreven, in zwart wit. Mijn kleren liggen en hangen in elkaar gedraaid, opgaand, afgaand, vechtend, bovenop de krat. De twee schilderijen die eronder staan worden er door aangetast, je kan ze bijna door de storm die erboven woedt niet zien. ----------- Het werk is nauwelijks begonnen, de vrijheid van secondebeelden, gedachteflitsen nog niet gehad. Was steeds te dicht bij de werkelijkheid en door dat ziek zijn heb ik de hete adem van tijd en geld in mijn nek, hij blaast dwars door jouw muts heen.

 

Ik keek op en zag dat Tommy van Inishlyre onder het huis tegen een muurtje een sigaret stond te roken, vroeg hem binnen. Hij wilde eerst even kijken waar zijn Mazy, picking winkles, was. Van streek kwam hij terug, kon haar niet vinden en was bang dat ze, met haar enorme gewicht, gevallen zou zijn. Met z’n drieën, Neddy achter me aan, zochten we het eiland af. Ik zag haar zitten op een rots, een rots op een rots, zoals het etsje dat ik tekende. (Zittend op een rots kan er ook een boven op je vallen.) Tommy gebaarde haar dat hij mee naar mijn huis ging en daar kreeg hij zijn begeerde scheut whiskey. Hij is lief en o zo zorgzaam. Volgens Herbert melkt hij ‘s ochtends om 11 uur de koeien, duikt daarna weer in bed en melkt ‘s avonds en duikt weer in bed. Maar als er schepen uitgaan van Westport naar open zee, of naar Clare Island, dan bellen ze Tommy. En op de tijd dat hij ze verwacht, zeult hij zijn knokebeenderige lijf de hoogste heuvel van Inishlyre op om te kijken of ze al komen. Dat blijft hij doen tot hij ze ziet. Zo houdt hij praktisch alle schepen in de baai in de gaten. Ik dronk een druppeltje met hem mee, maar dat bekwam me slecht. Liep met hem naar zijn boot, zette de zak met winkles erin en wenste hem ‘god bless’.

 

Haalde de grote schop om voor het eerst de beestenbron schoon te maken. Neddy wilde niet mee, hij begon, toen ik hem riep, driftig te grazen alsof er niets anders bestond. Het weer betrok, de wind koud (of was ik koud) nee, de wind was niet koud en de bron was niet meer schoongemaakt sinds augustus. Gooide al het hout van mijn constructie, dat nu erin dreef, uit de bron en schepte er 30 cm stront en leem uit, stapelde rotsblokken rondom, waste me in zee en rookte op de stoel aan het verre eind een sigaret. Bedacht hoe belachelijk het is jullie iets te verwijten, maar dat ik er niets aan kan doen. Jij had net zo goed ‘lach dan paljas’ kunnen schreeuwen, het had niet geholpen. En ik schrijf het maar en schrijf nu al zo lang achter mekaar, alsof ik gisteren niets gedronken had en het nu moet inhalen. Morgen zal ik proberen te bellen.

 

Geniet intens van het lopen over het eiland. Ik heb er nog zo weinig gelegenheid voor gehad. De hazen rennen weg en de vogeltjes wachten tot ik ze op 2 meter genaderd ben. Verbaas me over de ongelofelijk scherpe ogen van een drankwagen als Tommy. We liepen naar zijn boot en ik zag Mazy niet meer. Tommy zei dat hij haar wel zag. Ik tastte ieder plekje, elke rots van het strand af met mijn ogen (waarmee anders) en vond tenslotte een plekje zo groot als het oog van de naald, een beetje roze, tegen de hoge kant van het eiland. Ze had de luwte opgezocht, en hij zag haar.

Hij zou in mijn lijnen veel ongerechtigheden zien die ik niet zie. Maar als je 60 jaar uit je raam kijkt om te zien of er iets op het strand of op zee beweegt, dan zou ik al over 2 jaar dwars door een rotsblok heen kijken. Dag.

 

Neddy wordt een steeds betere companion, eigenzinnig en trouw. Na de bron en de stoel aaide ik hem even en liep door.

Al bijna bij het huis zag ik hem aan komen rennen, draaiend met zijn staart, af en toe zijn achterpoten hoog opgooiend en hij stopt pal voor me, zodat ik hem over zijn voorhoofd kan krauwen.

 

(Elke morgen is het zo’n teleurstelling hoe het vuur vergaan is, het verschil tussen avond en morgen.) (Wat moest ik toen nodig gaan slapen!)

 

 

 

 

 

 

 

bottom of page