top of page

Crevenish '76

 
Brief no. 3
 
Crevenish '76 - Mijn liefde, Nina, Marijn en Julius

 

 

Donderdagavond kwart over 8. Ik hou van jullie!

Vanmiddag met een afgeladen autootje naar Westport: Paddy (om er eens uit te zijn), Mary (as usual), en Katie omdat Deliah meeging.

 

Afgelopen zondagavond liet Deliah mij haar hand zien die ze had gebroken bij een val en pas sinds enkele dagen uit het gips is. Ik zag hoe diep de trouwring in haar vinger snijdt, en vroeg haar vandaag mee te gaan naar de juwelier om die ring er af te halen en er een stukje tussen te laten zetten. Daarom stond ze klaar, maar de juwelier was met vakantie (herinner jij je die gruwelijke mof nog, bij hem kochten we een zegelring voor Paddy.) Volgende week opnieuw proberen.

 

Ik bestelde 15 zakken kolen, dat moet genoeg zijn voor mijn verblijf. It was a dirty old day, met regen en wind in de boot. Kende de weg nog (wat dacht je) en de weg terug ook. Zo onvoldaan als ik vanmorgen was, zo goed voel ik me nu. Geniet in de boot van het alleen zijn op zee, zonder aanwijzingen van Paddy, zelfs in storm en regen. Ik zette mijn doornatte vriend Neddy op stal, pakte de boodschappen uit, mocht zitten en een neutje drinken. Bedacht wat een idioot ik ben om 7 schilderijen tegelijk te willen maken. Zet daarmee mezelf voor een blok en in tijdnood, zodat ik geen enkele ontwikkeling door kan maken. En ik kan de 7 niet als één groot geheel zien. Het luchtte me erg op dat ik me morgen maar met 3 ervan bezig hoef te houden. De omstandigheden zijn zo belabberd, het licht is slecht en de dag kort, sta op een wankele trap, de bovenste schilderijen hangen letterlijk boven mijn macht. Niet een lijn die ik zet heb ik onder controle, omdat ik steeds uit m’n evenwicht ben.

 

De dag is voorbij, alles is gedaan, heb geen angst meer voor de zee, verklaar jullie mijn liefde, en ga langzaam slapen. Dag. (En het is ook nog zachter geworden, kan het beter?)

 

Vrijdag. Kwart over 6 ‘s morgens. Twee uur geleden maakte Neddy me wakker. Hij balkte en ik hoorde hem stampen. Wilde eerst niet uit mijn nest, maar kreeg visioenen van Neddy die zichzelf ophangt aan zijn touw. Dat hielp. Ik vond hem staande in het straatje, zijn touw was losgegaan bij het halster, en dat hoort niet, dus riep hij. Braaf beest.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik bleef op, zag een glimpje licht in een kalme droge nacht, maakte de vuren aan, at gebakken lever met uien en paprika (over van gisteravond) met mokken warme thee, lees verhalen van Nabokov, voel erg te vroeg en wacht op het licht.

 

Bijna 9 uur nu en jezes wat een feest! De morgen is zo prachtig schoon en stil, zie voor het eerst in deze 2 weken alles wat me omgeeft, het water, de eilanden, the Reak, de rotsen. Loop over het eiland met Neddy achter me aan, (even de hond uitlaten.) Gooi de strontemmer leeg in zee en vang zelf dikke spetters, sta boven op het eiland en kijk en kijk en voel me bestaan en uniek. Rare woorden!! Ik ga werken.

 

7 Uur ‘s avonds. Bekaf. Het was een mooie goeie rotdag. Windstil en nog steeds helder, terwijl de nacht valt en ik Neddy zijn laatste plukje hooi, appel en water breng. Hij blijft vannacht onder de blote hemel. En terwijl hij eet leun ik met mijn billen tegen zijn buik, praat en aai. Het is te mooi buiten.

Nadat ik vanmorgen de schilderijenwand had afgebroken en omgebouwd voor 3 schilderijen nam de twijfel toe. Hoorde plotseling gestamp bij de voordeur (voor het oostraam hangt een dik gordijn om de zon en de glim weg te houden.) Schrok me dood, maar het was Mary Fadden met een Ierse brief (waar blijft de post toch) van iemand die ik afgelopen zondag in Fitz’s ontmoet had: ‘of ik misschien interesse heb in het hondje dat de jongen die van de zomer op Dorinish woonde heeft achtergelaten’. Nou, nee, dank U (stel dat Piep het ruikt.) Mary bleef maar kort, want het water kwam snel in.

 

Terug in het atelier probeerde ik te maken wat ik gisteren dacht, tot ik het bijltje er bij neer gooide. Zo wil en kan ik niet schilderen, ik kan niet prutsen, ik kan niet met een kwassie schilderijtjes maken. Verhing de spiegel (niet mezelf, je ziet toch dat ik schrijf), zodat ik wat afstand kon nemen. Het kleine beetje zekerheid dat ik nog had donderde in elkaar. Niets was het, een valse start. Te haastig, blijkbaar nog steeds de buitenwereld in mijn kop die ik mijn zichtbare dierbare dingen wil tonen, teveel galerie Magdalene Sothmann, te snel, te snel.

 

Deed de atelierdeur achter me dicht en liep langzaam met Neddy (ze loopt los naast me, een klein touwtje voor de zekerheid, dat wel) over het eiland en ging op mijn stoel zitten kijken naar de immense ruimte. Een halve kilometer verderop speelden 3 eenden in het water, dat was al wat bewoog en het was meer dan genoeg, duidelijk en helder. Besefte dat ik sta te schilderen alsof ik verstoft ben.

 

Weer binnen heb ik eerst alle schilderijen wit gemaakt en daarna de open haard verbouwd. Had zin in vreten en deed dat ook, de broekriem knelt, maar dat is morgen over. Van de nasi (dat was het) een enorme dorst overgehouden, kijken of we die ook kunnen lessen. Nou, dat was dan deze dag, over een uur slapen en morgen vroeg op. Easy comes, easy goes. (Nog even en ik heb een verhouding met N., kan je dat velen?)

 

Zaterdag. Er was veel verkeer op Crevenish. Terwijl ik stond te werken landde Billy Kelly met zijn trekker op het eiland, achter op de trekker zaten jochies met emmers. Billy maakte een kort praatje en vertelde dat vandaag iedereen er op uit is zoveel mogelijk winkles te picken. Boten uit Inishlyre landden op Crevenish, Mary Fadden en Bridgie Gilles (de vrouw van Edmond the Pole) en de tractor van Paddy Reilly en little Pat, ze brachten 15 zakken kolen voor mij mee, (stoken kan ik als de hel.) Vanaf vandaag tot komende vrijdag zijn er grote stranden en winkles brengen veel geld op en zijn waardevast.

 

Vandaag was ik een totaal andere schilder dan gisteren. Zag ik gisterenmiddag mijn verblijf en mijn schilderijen helemaal niet meer zitten, gisteravond tekende ik opeens en nu heb ik alweer 3 schilderijen opstaan. Geen verhalen en geen dubbele bodems. Bijna zwart-witte schilderijen, bestaande uit hele grote vlakken. Ik maak de witte muren van mijn huis, het zwart van de open haard, hoe het wit verandert van donker naar verblindend wit, het plastic tafelkleedje en mogelijk alles wat daarop ligt. Schilder het gat in de muur en de deken die voor de doorgang naar de keuken hangt. Roffel, doe, aarzel, kruip verder, schrik me rot, en loop weg.

 

Spoelde de was in zee (ik vond een manier om bonte, witte en wollen was in een keer schoon te krijgen: donder alles in een grote ketel met veel water, flink wat Dreft erop strooien en 3 dagen laten staan, stok ernaast en iedere keer als je voorbij komt goed doorroeren. Spoelen, ophangen en hagelwit is de was, zelfs de snot is uit de zakdoeken en dat is het criterium.)

 

De postboot voer naar zijn eiland, hij kliefde een onbarmhartige kaarsrechte lijn door het water. Ben ik outcast geworden, is het verboden mij post te doen bezorgen? Zou het die verdomde douane zijn die me straft, terwijl hij met een hand van mijn goddelijke in beslag genomen rookworst peuzelt en met de andere hand de internationale post doorsnuffelt op zoek naar ene Rooymans. Ha, ha, weer een, we zullen die meneer eens even laten wachten. (Hoe kan ik nou in godsnaam een douane- en postbeambte door elkaar halen, alleen maar omdat ze beiden uniformdragers zijn?)

 

Ja lieve jongens, ik schilder en vind het zalig. Mijn ogen gaan open, moet alleen het schildersuithoudingsvermogen terug krijgen en niet weglopen voor spanning. Maar dat gaat elke dag beter, denk ik.

 

At vroeg en terwijl de zee vol liep, het druilde van regen, liep ik met Neddy eerst laag en toen vorstelijk hoog over het eiland. Het is wonderschoon bij hoog tij, de eilanden zijn in zichzelf, de zee en de lucht één grijs zonder horizon en de eilanden erin.

 

Het beste bewijs dat ik thuis begin te voelen is dat ik dingen ga herplaatsen. Herstelde het stenentafeltje naast het vuur in ere, het was eerst turf- en toen kolenbak. Schoof deze tafel naar het raam. In de vensterbank lagen alle mooie dingen die we gevonden hebben, de krabbetjes, de hoorns, de vleugel, ze kregen nu een plekje in het nisje naast de open haard. Dag mijn lieverds.

 

Zondag half 6. Vrienden, laten we beginnen met vers 12, eerste gezang. Het gaat goed op Crevenish! Mijn schilderijen gaan goed, ofschoon ik worstel met het licht. Om het oostraam te bedekken, zette ik de grote spiegel ervoor, dat beviel me niet, offerde bijna de vloerbedekking op, aarzelde, en wist dat ik op weg was naar een van die geniale uitvindingen waar ik zo beroemd door geworden ben. Onverwacht en toch zo eenvoudig. Schroefde de achterkant van de schilderijenkrat los en klemde de plaat triplex in het raam, perfect! Dat krat staat n.l. in het slaapgedeelte heel erg mooi te zijn, met kleren erop die eraf druipen. (Wil ik misschien ooit maken.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De dag was vol met lente. Ik werkte lekker, deed kleine klusjes tussendoor, onder het zeil in het halletje stond veel water, het stonk, zelfs pieren woonden eronder. Nu is het droog en schoon, zoals mijn was droog en schoon in de kast ligt. Neddy roept me vaak, de snoeperd is nu al verwend. Droomde erg Lolita-achtig, maar heel kuis (ouwe katholiek.) De zee is prachtig vol en heel stil. Het wordt koud vannacht voel ik.

Fitz’s staat op het programma. Vanavond laat kan ik heel gemakkelijk inlopen. Volle maan, groot strand. De maan rijst als een enorme vleeskleurige ballon in het noordoosten boven het land uit, groot en aanwezig, met alleen een klein beetje water ertussen dat ik in 15 minuten bevaar.

 

Half een. Terug. Fitz’s was O.K In een verblindende maanavond naar Carraholly gevaren, het water zo wonderlijk glad dat de scheet van een vis zichtbaar was. Zodra ik met mensen in aanraking kom voel ik me besodemieterd, griepig, verkouden, met pijn in de botten. Liep daarna in, stuurde en passant Kate’s koeien terug naar haar eiland en dreef onder deze prachtige maan onze koeien naar mijn eiland. Wat is het jammer dat ik met deze mensen over niets wezenlijks kan praten, niet eens over mijn vertedering voor Neddy.

 

Maandagavond 9 uur. NINA, MARIJN, JULIUS. Je brief kwam, jullie eerste brief! God wat had ik er naar verlangd, ik huilde toen ik hem gelezen had. (Mag het niet schrijven, maar het is de waarheid.) Jullie zijn zo ver weg en ik ben zo ver weg. Lettertjes, woorden, zinnen op papier maken een brief, en die brengt jullie bij mij op Crevenish. Ik had wel een postauto gezien in Carraholly, maar bij eb zag ik niemand in het strand, pas toen het water binnen begon te stromen verscheen in de verte een klein figuurtje, Mary, met jullie brief. Ze kreeg een kop soep en moest rennen om de passage te maken. Lieve meisje en jongens en dat op zo’n klote dag. Ik voel me belabberd in mijn ogen, hoofd en botten.

 

Probeerde te werken, maar het licht in het atelier is nog steeds onmogelijk. Bracht mijn schilderijen hier in de kamer met de openhaard en hing ze een voor een op.

 

Dacht erover om hier te gaan werken, maar vroeg me toen af waarom ik in het atelier niet een zelfde situatie zou kunnen maken. Dat zou mij wel een ander raam kosten, het noordraam, het mooiste raam van het huis, mijn on-concentratieraam, het duizend keren heenloopraam, het kijk-raam, het vèr-raam, het postboten-raam, het zwaai-raam, het volle tij-raam. En ik spijkerde het dicht. Bouwde er een stellage voor, waar 3 schilderijen op kunnen. Daarvoor diende ik het hele atelier om te gooien, de kast vol met materiaal, de tafels, de spiegel en nog veel meer. De 3 schilderijen konden echter niet naast elkaar plat op de wand, een doek moest de hoek om en glom als de pest, het middelste kreeg goed licht, het rechtse schilderij nauwelijks. Achter het middelste schilderij zag ik nog daglicht, probeerde dat met repen tekenpapier te verhelpen. Klungelig! Brak alles weer af en spijkerde de achterkant van het krat ervoor, met daarop grote vellen tekenpapier. Dat was goed. Bouwde de stellage weer op, maar kon nog niet goed kijken. Ik wachtte op een van die ideeën waar ik het gister over had, zo vanzelfsprekend en geniaal. En bedacht dat ik me ook met een schilderij tegelijk bezig kan houden, aan een schilderij werken, me concentreren op een schilderij. En dat het dan mooi zou zijn als ik een houten frame had waar het schilderij ingeklemd zit en dat met het licht mee kan bewegen.

 

Maakte eerst spaghetti met veel sla en paprika, tegen ziek zijn moet je goed eten (dan kun je bullen kakken, zei mijn oma.) En vanavond zaagde, schroefde, en spijkerde het mannetje in zijn huisje op het eiland in zee een stellage in elkaar waar hij zijn schilderij in vast kan zetten en ter plekke bedacht hij er een naam voor: (zo stom als een) ezel.

(Maar wij met ons vieren weten dat ezels niet stom zijn, hè)

 

Wat een weg moet je af leggen om van een idee af te geraken. Mijn megalomanie om 7 schilderijen in een keer te pakken, teruggebracht tot een doekie op een ezel. En een stoel bij de kachel om geconcentreerd te zitten kijken naar dat doekie op die ezel. Zou ik nou in godsherenaam uitgevonden hebben hoe ik hier moet werken?

 

Lieve Nina, sodemieteren, alsmaar sodemieteren in jezelf, dat is het enige, het enige ware. Alles moet veranderen en weer veranderen. Hiep hoi, en het blijft steeds moeilijk, angstig en pijnlijk en ook bevrijdend, het went nooit.

 

Het is een heldere nacht, volle maan en het stormt een beetje (waaien noemen ze dat.) Neddy, of zal ik hem Fred noemen? Bertje van Marijn en Fred van Ron, nee niet van Ron, van ons allemaal. De naam ‘Fred’ speelt al dagen door mijn hoofd. Krijg plotseling (hoe heet dat) libidineuze associaties voor de naam van onze ezel. Neddy wordt Ann (god spaar me), Fred wordt Frederique (och arme.) Hoe noem ik nou onze ezel? Of toch maar Neddy? Doodgewoon Ierse Neddy. Afgesproken!

Ja lieve Nina, ik kan weer vrolijk schrijven Zie dat ik mijn oorpropjes wel eens mag verversen, mag mezelf ook wel eens verversen, bij koning klant zou ik de kaakmiskoop van de maand zijn. O zo.

 

Lees deze brief terug en zie hoe wisselend ik ben. De dagen gaan zo snel dat het begin van deze brief alweer erg ver weg lijkt. Ga nu slapen, zo fijn jullie brief, jouw brief, of ik er werkelijker van word. Zoen…. Ik was of ben een van de wolken.

 

Dinsdag 17 februari. Morn. H.M. 6.30. 4.4. (heel hoog)

 

Aft. H.M. 18.55. 4.3. (1e stoepje)

Nòg een brief. Jouw ‘trollenbrief’, je ‘aardewroetbrief’ en de ‘Julius met een scheiding in zijn haar en een fluwelen broek aan naar het feest brief’! Dat had ik willen zien.

 

Lieve Nina, bij elkaar op bezoek gaan moet minstens zo streng bestraft worden als met een auto door rood licht rijden of niet stoppen bij een voorrangskruising. Minstens, ik zeg het je!

 

Antwoorden op brieven is bijna onzinnig met de eeuwen van tijd die ertussen liggen. Alles veranderd 10 x in een week, wat! 10000000 x per week. Maar grommend en knorrend, een lip optillend die je een laatste bruine tand toont (wat een glimlach betekent) (maar dat wist jij niet) wil ik wel een keer bij je thuis komen na een lange, lange zeereis.

 

Kreeg ook een brief van ‘ons moeder’. Ze excuseert zich voor de, haar inziens, onbenulligheden en fouten in de brief, maar krijgt toch twee kantjes vol met familie ditjes en datjes en een zoen van je moeder.—

 

Vergis ik me nou, of is er een brief van je weggeraakt. In deze brief schrijf je: vandaag ging de 2e brief naar Crevenish, dat betekent dat deze brief je 3e is. Wie weet was deze lichter en sneller dan z’n voorganger en hebben ze stuivertje gewisseld.

 

Ja, het ging goed deze dag op Crevenish. Stond laat op, half 9. Gemeen koude noordooster stond op de voordeur, af en toe moest ik hem binnenlaten. Stak de vuren aan en gaf Neddy een schone plek. Voel me stukken beter dan gisteren. En het gaat, ik durf het rustig nogmaals te zeggen, goed op Crevenish. Bijna heb ik 2 nieuwe schilderijen voor je, hele stille schilderijen, kijkschilderijen. Werkte totdat de duisternis me noopte op te houden. At gehakte ballen met brood en tomaat en Mary, die weer jouw brief bracht, had ook 2 zakjes Citrosan meegebracht; ‘Quick relief from colds and flu’, was mijn dessert. Nu ik met het werk op weg ben, voel ik dat ook mijn lijf weerstand begint te krijgen. Tutte me vandaag niet meer zo ouwe mannetjes aan. Maar de muts blijft op tot in augustus! Wat een raar schilderwezen ben ik toch. ---

 

Marijn, Julius, Julius, Marijn, Marijn, Julius, zijn jullie met schaatsen al flink op je kont gevallen, met koude handen en een druppel aan je neus? (In Ierland is het visseizoen al open) Jullie boten en scheppen staan bij Neddy in het schuurtje te wachten. Af en toe laat hij prachtige keutels vallen, echt keutels die je zo op kunt rapen en er lekker iemand mee voor z’n harses gooien. Het ruikt in het schuurtje dan ook heerlijk naar circus. Vanavond in het donker maakte ik hem los van het lange touw waaraan hij overdag staat en ging hem voor naar het schuurtje. Hij liep zo achter me aan en ging naar bed. Goed hè, nog een weekje en dan laat ik hem helemaal los en kan hij gaan en staan waar hij wil. Hij is zo lief.

 

Lieve Marijn en Julius, lieve Nina, morgen verder, ga nog tekenen, vroeg naar bed en vroeger op. Kussen. Slaap lekker en droom van engeltjes, Dag schatten. (Ach, stuur af en toe een pakje shag, een pakje per keer, please!.)

 

Woensdagavond half 10. Eb en vloed. Een dag dat schilderijen uit je vingers willen glippen als sterke zalmen aan een dunne lijn nylon. Ik hou vast als een kreeft, blijf volkomen gefixeerd en dwing en dwing.

 

Geen mooie schilderijen wil ik maken, geen aangename, geen bevallige, maar onontkoombare strenge ongenaakbare schilderijen die bestaan moeten, of anders niet. Ik moet in korte tijd vèr-gaan of vergaan.

Op de een of andere manier (nou ja) moet ik op Crevenish hele grote vlakken maken en die moet zo noodzakend juist zijn dat ik met een mes mijn vingers zou willen slijpen. Ik zuig en stamp door mijn witten (ze zullen gauw op zijn) en gebruik een speciaal soort medium om de verf soepel te maken, edoch niet arm. Schilderen op Crevenish! Niets anders bestaat er dan nog, eten doen we straks en lezen nooit meer. (Ja je brieven!) En de dag vliegt verdomme om. Weer niet gehaald!

Zo ontzettend anders dan hier te zitten etsen, mompelen of zoals je wilt, knorren. Heel monumentaal moet het zijn, geen gehannes of gepruts, alsmaar naar binnen, geen buitenwereld. Het luistert nauw (en nu is het precies.)

 

Onder in een doos die ik van Barry en Sonja gekregen had (appels en een kool boven, daaronder een krant), vond ik vier prachtige gerookte makrelen, gerookt met kruiden en pepers (ja, een wonderbaarlijke visvangst.) Ik zag Mary winkles picken en bracht haar er twee, she was delighted.

 

Om een uur of 6 waste ik de prei in zee, hoorde een motortje. Mijn bootje met motortje kwam er aan.

Nog steeds is het ijzig koud, de scherpe wind nog noordoost en dacht dat als Pat op deze tijd in deze kou naar het eiland komt er iets zeer dringends moet zijn. Kreeg afschuwelijke visioenen. Niks daarvan, hij kwam alleen maar even naar het eiland om straks daarginds op een rots de zakken met winkles op te halen die Mary gepicked had. Grote god.

 

Mijn Engels is zeer slecht deze keer. Ik kan de eenvoudigste zinnen niet uit mijn bek krijgen. Waarom? Omdat ik niks met mensen te maken wil hebben en naar andere zaken gericht ben? Wie het weet mag het zeggen. Lieverds, het is bedtijd nu. Voor ik jullie schreef, tekende ik en misschien vond ik een brug naar morgen. (Hoorde Lex Goudsmit op de radio en iedere keer als hij een verhaal vertelde kwam er een Engelse zender tussendoor. Prachtige collage.)

 

Donderdagmorgen nu. Iets minder koud. Maakte Neddy’s touw los en hij kwam bij de voordeur alle modderige worteltjes opeten en verdween. Ik liep achter het huis het stoepje op en zag nog net 2 oren achter de heuvel verdwijnen. Hij draafde ‘on the loose in a real american style’. En zo moet het ook, een man en een ezel op een eiland. We zouden nog wel eens ezelsavonturen kunnen beleven. Maar dat is beter dan dat stomme gesta aan een touwtje.

 

2 Uur nu. Drink een feestglaasje. Ik heb de zalm geland! Ben blij. Wonderbaarlijk schilderij. Hoe het wit wordt aangetast door mijn sokken die boven het vuur te drogen hangen. Weghalen, steeds meer weghalen en tenslotte de laatste lijn ook nog en kijk: het schilderij wordt ‘overdrachtelijk’ en heeft reden van bestaan. Het eerste schilderij op Crevenish! Mijn lieve dierbaren, de brief gaat dicht. Neddy staat weer aan het touw, hij was al op weg naar Kate’s eiland. Hij trekt toch meer naar ezels van zijn eigen soort, dan van deze soort. De stommerd. Maar als hij me ziet, komt hij aanlopen en krijgt dan altijd wat. Ga goed, maak gein, veel kussen en liefs99 van jullie Ron.

 

 

 

 

 

bottom of page