top of page

Crevenish '76

 
Brief no. 2
 
Crevenish '76 - Ja, nu schaam ik me.

 

 

Donderdag (de dag waarop ik merkte dat ik niet Neddy, maar Katie’s ezel had gehaald.)

 

Ja, nu schaam ik me het diepe schaamrood op mijn kaken. Vanmiddag liep ik uit om de boodschappen op te halen. Dronk een kop thee bij Paddy en Mary en vertelde hen van het schier onmogelijke karwei Neddy naar het eiland te brengen. Schuchter merkten ze op dat ik de verkeerde ezel mee had genomen. Dat wilde en kon ik niet geloven. Geen ogenblik had ik getwijfeld en de andere ezel (onze Neddy) geen oog waardig gekeurd. Zo verdiept, angstig en zenuwachtig was ik geweest om het karwei te klaren. En ter verontschuldiging moet ik ook aanvoeren dat de ezels nu nog een dikke wintervacht hebben en ze lijken op elkaar als broer en zusje. Op weg naar Westport ontmoetten we Kate die mij een vinger in de borst boorde en me bezwoer dat zij een she-ass heeft en wij een he-ass. En verdomd bij thuiskomst zag ik vaag een klein uiertje tussen haar achterpoten. Daarom raakte ik dat veulen bijna niet kwijt. Morgen ruilen we de ezels om. Wat zullen Marijn en Julius me uitlachen!

 

Als je boodschappen wilt doen en van plan bent bij dezelfde eb weer in te lopen, echter Paddy en Mary bij je hebt die ook boodschappen doen, dan vraag je om moeilijkheden. Haasten is voor hen volstrekt tegennatuurlijk, en ik ben zo’n ingehouden opgewonden standje. Nog net kon ik, volledig overbelast, met de lieslaarzen de passage maken en eenmaal op het eiland kon ik de lange planken van mijn schouder en de tassen uit mijn klauwen laten vallen. At voor het eerst echt sinds ik hier ben en het deed me goed. Begon daarna meteen aan de schilderijenwand.

 

Vrijdag (de dag waarop ik de enige echte Neddy haalde en zo gelukkig was dat ik me vergist had.) Kwart over 7 nu. Wat zijn de dagen kort en de nachten donker. Kan ‘s avonds het eiland niet jutten.

 

Maakte de schilderijenwand af, het wordt enorm, heb er zin in en tegelijk ook angst voor. Verwacht dat de kou of de griep is overwonnen, hoewel mijn hoofd nog duf en ongeconcentreerd is. De wind is iets milder geworden en de lucht is vol sluiers, nog niet een keer zag ik duidelijk de Croagh Patrick, hij hult zich in nevels.

 

Gaan jullie goed? Moet niet te veel aan jullie denken, want dan word ik twijfelmoedig en dat kunnen we niet gebruiken. Morgen is de eerste dag dat ik me uitsluitend met het werk bezig kan houden. Werkte vandaag ook wel een paar uur, denk het dan in een keer te kunnen pakken, mooi niet.

 

Trouwens de hele geschiedenis met de ezels is me niet in de kouwe kleren gaan zitten. Ik zag er erg tegen op om Kate’s ezel terug te brengen, omdat ze me tientallen keren bezworen en gewaarschuwd had: ‘be carefull, she’ll kick your brains out’. Toen ik tenslotte de tocht naar Island Taggart samen met haar ezel heelhuids voltooid had, was ze, tegen de afspraak in, niet thuis en kon ik het hele gehannes zelf doen. Halster af, ander touw vastbinden, veulen in de gaten houden en met duizend ogen elk van haar bewegingen.

 

Nou en dan onze Neddy! Ietsje kleiner, ietsje valer, hij mokte niet en trok niet. Ik legde mijn arm om zijn nek en met bibberende handen bracht ik het bit in zijn bek aan (wat een boer zou ik zijn.) Hij liep met mij naar de auto, waar we 2 zakken vulden met boodschappen en hooi, en heel zoet liepen we samen naar het eiland. Probleemloos staken we de volstromende passage over. Op het eiland merkte ik dat mijn onlustgevoelens vrijwel verdwenen waren, zo had ik tegen de tocht met Kate’s ezel opgezien. Neddy balkt nauwelijks, komt graag naar me toe. Hij staat aan een heel lang touw achter het huis, en ik weet zeker dat we weer vlug dikke vrienden zullen zijn. Jongens, hij is echt erg lief.

 

Het water trekt me nu helemaal niet, het is koud, ruw, verstoord, grimmig. Zie mezelf over het eiland lopen met al mijn wollen en leren vellen aan: de Noormannen zijn terug!

Kan het in huis tot 10 à 11° stoken, daarvoor moet de oven en de open haard de hele dag branden. Als ik ga werken (als, ja als) dan brandt ook nog het petroleumkacheltje (ome Gerrit schudde achter het raam zijn hoofd: ‘Wa gadde toch beginne’.)

Kom, houdt goede moed, want in februari kan het hier soms zijn als in de zomer (zeggen ze.) Waar was ik geweest zonder jouw muts? Nergens was ik geweest zonder jouw muts. Kus.

 

Het mooiste plaatje is, denk ik, als ik op de plee zit. Neus uit de muts (ik reeg er een koord in zodat ik hem dicht kan trekken), alle vellen en vachten op mijn lijf, en dan alleen dat reepje vlees, mijn billen bloot op de plee, een kwetsbaar stukje, een achilleshiel, maar gek dat het niet eens zo koud wordt. Komt door het VET.

 

Even over het telefoneren, zeker nu ik nog geen boot heb. Dat blijkt veel moeilijker dan we ons voorgesteld hadden. Tot nu toe zijn de nachten zo donker dat ik nauwelijks verschil zie tussen rots en water. Overdag steken er onverwachte stormen op, gaan binnen het uur weer liggen of houden aan (hou het maar op het laatste.) Als er iets is, het hoeft niets ernstigs te zijn, gewoon dat je me nog lief vindt, stuur dan een telegram. De postboot vaart altijd (ijs en weder dienende) en lief vind ik je.

Hoor nu op de radio een show van Henk Elsink, plat en burgerlijk en ik vind het nog leuk ook. Komt erg duidelijk door.

 

Zaterdag (een merkwaardige dag.) Een storm met windkracht 2500 davert en dendert over het huis, alsof de Ierse luchtmacht een lesje laagvliegen krijgt. Soms bekruipt me de angst dat het dak het niet zal houden. Half 8. Regen zit er ook bij, misschien kan ik me morgen wassen.

De eerste werkdag is voorbij en ik was ongeconcentreerd. Moet veel tekenen, hand en ogen oefenen, dan komt het wel. En een trapje kopen, want ik ben te klein voor de bovenste schilderijen. Ach, misschien mag ik deze keer ontspannen werken, gewoon lekker weet je wel, geen doctrines of filosofieën, lekker schilderijen volsoppen.

 

Van de weeromstuit verzon ik allerlei uitvluchten. Om 3 uur bedacht ik dat ik best petroleum zou kunnen halen bij de shop, het postkantoortje van Carraholly, en jou even bellen, Hubert en Deliah gedag zeggen, en ook weer inlopen. Noony Gibbons van de shop was blij me te zien, vroeg ons telefoongesprek aan en het duurde bijna een uur voordat dat dunne nauwelijks hoorbare gesprek doorkwam. Toch heerlijk dat we elkaar hoorden, of niet soms. Plotseling was je weg. Het technische personeel van de Ierse PTT is in staking, lijnen die kapot zijn worden niet gerepareerd. Er waren maar 2 internationale lijnen beschikbaar, zwaar overbelast, maar wij zaten er op. Liep haastig bij Hubert en Deliah binnen. Hubert ziet er vervallen en zielig uit met zijn 2 gebroken of gekneusde ribben. Deliah zoende me, zij heeft een dikke hand die gisteren pas uit het gips is gehaald. Gooide een glas whiskey achter mijn oren, holde naar de auto en zag dat het tij binnen was. Laadde 20 liter petroleum op de ene schouder, de weekendtas met achtergebleven spullen uit de auto in de andere hand en rende half vallend en glijdend door rotsen en de storm. En ja hoor, tot aan mijn borst door het water in de passage. Totaal zeik! Nog nooit ging ik er zo diep door.

 

Nu gloei ik, de vuren branden (al trekken de schoorstenen de laatste dagen niet zo goed, vooral het fornuis laat het afweten), dronk een glaasje wodka en warmde mijn warme prak.. Maar voordat ik zit, ren ik me het apelazerus. Kleren uit, kleren aan, vuren aanmaken, Neddy verzetten en eten geven, lampen aanmaken, weggewaaide ketels op het strand nahollen, weekendtas uitpakken, en alles te drogen hangen, en dan, dan is er een glaasje wodka. Pas toen ik zat en in het vuur kroop voelde ik dat ik met je gebeld had en dat het je goed gaat (op en af, hier ook), en dat de jongens goedgemutst zijn. Nu ik zit te schrijven worden mijn schouders moe, ik draag te gekke gewichten. Dat is goed voor even, maar helemaal van Carraholly naar het eiland is zo’n verdomd eind, en het loopt zo moeilijk. Denk maar niet dat ik mijn les geleerd heb.

 

Ik loop naar buiten om te zien of de waterton nog recht overeind staat. Jammer, alle regen blaast er overheen. Neddy staat in de tuin en liep zich vast in zijn touw (een voortdurende bron van zorg, die Neddy.) Ik en mijn ezel, waar is G. van het Reve? Oh, dat was een she-ass, nee toch een he-ass.

 

Terwijl ik vanmiddag probeerde te werken stond hij voor het raam naar binnen te kijken, begreep niet dat er glas tussen ons zat en begon hartverscheurend te balken. Pat zou vanmorgen hooi voor hem hebben gebracht, mooi naks, nu graaft hij de peentjes uit de tuin en krijgt hompen brood. Ik zal een portret van hem schilderen.

 

Lieverds, mijn ogen vallen toe, af en toe, kan morgenavond niet schrijven, ga naar Fitz’s. Hubert zei niet mee te gaan, Deliah wel. De prijs die ik er voor moet betalen is een nacht overblijven bij Fadden. Hoewel, misschien bedaart de storm?

Als Pat de boot nog brengt, dan zou ik morgenavond naar huis kunnen varen. Nee, ik neem geen risico’s. Beloofd, t? d? Ik heb het beloofd (voltooid tegenwoordige tijd.) Daag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Grote god, maandagmiddag half een. Terug in mijn huis. Hoe noem je dit? Een vliegende orkaan dendert over ons heen. Ging naar Fitz’s, dat was o.k. Bleef slapen in Caraholly. Naar bed om 12 uur, na het eindeloze en oeverloze geouwehoer van Paddy. Deed geen oog dicht en hoopte vanmorgen om half 6 in te lopen. Maar er was helemaal geen eb, de wind blies al het water van de zee de baai binnen en daarbij was het zo aardedonker dat ik het niet aandurfde. Om 7 uur was het nog geen eb, en om half 8 nog niet; stuck for the day in Carraholly! Paddy stond uit solidariteit ook om 7 uur op en ging verder met geluid maken, mijn ene oor in en het andere uit. Bleef zitten wachten tot half 10. Reed naar de postoffice en belde Tommy Gibbons op Inishlyre en vroeg of hij het durfde mij te komen halen. ‘Voor jou altijd, zei hij, over een uur ben ik in Carraholly met de grote boot’. Paddy voelt zich natuurlijk rottig omdat hij door zijn been niets kan ondernemen. Ik voelde me ook kloten, niet geslapen, 6 koppen thee met melk en suiker, ei, brood, whiskey, oeverloos gepraat (solidariteit.) Scheurde naar Westport om benzine voor mijn buitenboordmotortje te halen, en weer in de keuken bij de Faddens liep ik elke 5 minuten de storm in om te zien of de boot uit Inishlyre er al aankwam. Ondertussen vermaakte Mary ons met een taperecorder met zwakke batterijen, hoping the time will pass by. Ik heb ze niets te vertellen. Mijn steenkolenengels is voor hen moeilijk te begrijpen, dus maak ik alleen maar geluiden.

 

Voor de verandering ging Paddy buiten kijken en hij kon melden dat de boot in aantocht was met Tommy en zijn zoon Tom. Ik vocht me een weg erheen, bijna werd ik van de pier geblazen, waadde met de lange laarzen aan naar dieper water en sprong aan boord. De schroef beet zich vast in het wier, pruttelend zochten we de luwte op, en jonge Tom moest ver het water in om het wier eraf te halen. En we landden op Crevenish. God wat was ik blij hier te zijn. Vulde Tommy een waterglas vol whiskey dat hij, in de tijd dat ik een sigaret rolde, naar binnen sloeg. Hologig, roodogig, maar zeer oplettend, lovely, een echte vriend. Op de boot moesten we elkaar vast houden om niet overboord te slaan.

 

En nu branden al mijn vuren en word ik langzaam dronken. Neddy staat veilig, met hooi, in de stal achter het huis. De storm jaagt voort met horizontale regen. Zo goed om weer alleen te zijn. Juist gisteren brak ik een beetje open, werd vrij, hoefde niks, kon maken wat ik wilde en had een paar heel gelukkige uren. Alles kan, alles mag, zal het doorgaan?

Het was zo mooi gisteren, de zon scheen, en als ik in de luwte liep was het heerlijk. Ondanks mezelf tekende ik. Liep met Neddy over het eiland, een pink was voldoende om zijn touw vast te houden. En ik besefte dat ik de koning ben, volkomen vrij. Het was een echte start, zoals alleen hier kan gebeuren.

Wat een geweld, die storm, niet ik. Nooit meer ga ik uit als het niet absoluut nodig is. En nu word ik dronken. Daag, voor mijn lieve jongens, en een kus voor jou. (Eén week pas.)

 

Dinsdag. Zuidwesterstorm en hagel. Hagelbuien die je aan ziet komen als een muur van mist, opspattend in het water. Soms is het donker als de avond, dan weer knalt de zon verblindend over het witgehagelde strand. Koud, verdomd koud. De heuvels bij Achill Head en de St. Patrick zijn wit. Als Tommy me gisteren niet had opgehaald, dan zat ik nu nog in Carraholly. Het tij gaat nauwelijks uit. Iedere keer als ik de deur uitga moet ik me aankleden en mijn muts opzetten. Twijfel of ik Neddy buiten zal zetten, zet hem toch buiten en een uur later ren ik met hem naar binnen, zijn dikke vacht als een suikerbrood vol hagel.

 

Het is ‘s morgens vroeg erg gezellig als ik op mijn pleetje zit te poepen en Neddy bij me staat. Hij ziet dingen en rare bewegingen die hij nog nooit gezien heeft.

Tekende vanmorgen op de bovenste 3 schilderijen. Dacht dat ik eerst voor alle 7 een concept zou moeten hebben en dan pas beginnen. Nu vind ik dat ik moet me niet vastleggen en met oogkleppen op het concept uitvoeren. Voelde me misselijk en wee in mijn botten. (Dat heb ik altijd bij het begin van een werk.)

 

Ze staan in de verf. Zo gek heb ik nog nooit een doek gebruikt. Het middelste schilderij heet ‘Dag lief, je bent er,’ naar jouw krabbeltje dat ik onder in de koffer vond. Ik heb het op dat driedelige houten frame geniet. Het hangt boven het fornuis in het atelier. Middenin zit een spiegeltje waarin ik mezelf zie, aan weerzijden glas, waardoor je het touwtje ziet waaraan het frame hangt. Die 2 touwtjes zijn precies de schuinte van het dak van mijn huis.

De hoeklijn van de touwtjes bepalen de 2 andere schilderijen, een ‘portret van Neddy’ en een landschap. Niks opwindends, hè. Op verschillende punten laat ik de schilderijen in elkaar doorlopen, maar zo dat ze ook afzonderlijk betekenis hebben. En let op de dubbele bodems, dames en heren. Die vertel ik niet.

 

Ik vind het heerlijk die grote eindeloze grijze vlakken te maken. Sta te werken op een zeer wankelmoedig trapje dat ik van de Faddens kreeg. Schroefde, spijkerde en zaagde er aan, maar het blijft des Faddens. (Zondagmorgen bracht Pat de boot, en mijn motortje zag er uit of het sinds augustus niet meer uit het water is geweest. Des Faddens.)

 

Wat is het toch moeilijk in deze ruimte te schilderen. Er is veel te weinig licht en dat staat ook nog pal op het werk zodat het altijd glimt. En ik heb geen spiegel waardoor ik afstand kan nemen en werk vanaf een piepklein verftafeltje.

 

Weer steekt de storm woedend op. Hoe gaat het bij jullie, liggen de pannen nog op het dak? Sinds 14 juli 1975 is dit de eerste dag dat ik niemand anders zag dan mezelf. Deze ezel.

 

Lieverds, ik merk dat het werk toch is begonnen, ga intenser kijken, en ik kan mijn ruimte gaan bouwen.

 

Even dacht ik dat het dak er af was. Slaap goed en warm, ga nog een uur tekenen en dan pitten. Bijna 9 uur, 10 bij jullie. Kus.

 

Woensdag half 6. Een glaasje whiskey tegen de kou, zo koud, nachtvorst, storm, echte golven. Omgeven door klein Zwitserland (hoe is het toch met tante Jorie?) Hing de gestreepte deken voor de keuken en het grote schapenvel tussen de kamer en de slaapkamer. Hoezeer het me ook aan het hart gaat dat ik niet meer door het hele huis kan kijken, van doorkijkjes moeten we het immers hebben! Ja, ja.

 

Stond op met grote twijfel. Wat doe ik hier? Waarom schilderijtjes maken? Wist het niet meer, voel me niet vrij. Ben erg gebonden aan deze ruimte en nogal resultaat gericht.

 

Had gehoopt dat mijn concentratie plotseling zou vertienvoudigen. Ik ben echter zo druk doende mezelf warm te houden dat het bijna op de eerste plaats komt. Daarbij stel ik me weer een onmogelijke opgave 7 schilderijen tegelijk te schilderen. Nu al heb ik de neiging ze van de wand af te halen en te isoleren. Omdat het hele stille schilderijen zijn, die in hun context drukke kleurige schilderijen lijken.

En het licht is zo onmogelijk, dat ik om het glimmen te ontwijken heel hoog moet gaan staan om te zien wat ik aan het doen ben. Ik vind er wel wat op.

 

Kom alleen buiten als het noodzakelijk is, zoals de boot uit houden, om te piesen, of wanneer Neddy me roept. Rond het huis is het een grote modderpoel, waarin ik stepping stones heb gelegd. Het hele eiland is zompig, modderig en glad. Waar is die beroemde warme golfstroom gebleven? Zeker in Gellicum, bij de oliekachel?

Ik hoop morgenmiddag Westport aan te doen, alles wat me warm houdt is op. Het borreltje is op, de kolen bijna (bestel nu een hele zwik), de petroleum en firelighters. De eerste keer dat ik uitga met de boot, hoop dat de storm gaat liggen. Ga liggen!

 

Vanmiddag ging het plotseling veel beter met het werk. Zie hoe beeldschoon Neddy is, zijn kleurenpracht van bijna oranje bij ogen en snuit en zijn overbloezende wenkbrauwen. Kijk dan heel goed naar hem en hol naar huis.

 

Hoe verwezenlijk ik alle plannen? Zoveel wil ik schilderen, en tegelijkertijd moeten mijn schilderijen leeg en schoon zijn.

 

Koffie nu na de warme hap. Experimenten uit pakjes, gesneden kool (quick dried) en mashed patatoes, en eigen gehakt (3e dag), ik zal er niet over naar huis schrijven. Dacht inene aan Margot’s baby en gilde: ‘een monster’, maar dat is de goden verzoeken en neem ik dus terug. Bracht Neddy een appel en ik geloof dat het een beetje zachter is geworden. Alsjeblieft.

 

Ben erg benieuwd hoe het jullie vergaat, kreeg nog geen post, morgen misschien.

 

Donderdagmiddag half een, voor het uitgaan. Geen postboot. Het waait weer hard, en de regen maakt dat ik niet verder dan Kate’s eiland kan kijken. Dag mijn lieverds. Misschien ontdek ik wat. Kussen.

 

 

 

 

bottom of page