top of page

Crevenish '75

 
Brief no. 6
 

Vrijdagavond kwart voor 10 - Liefste Jorien

 

 

Liefste Jorien, armwiekige spreeuwenmoeder. Lieverd!

 

Kreeg jouw brief over Marijn en ondanks alle droefenis en twijfel (en het geluk) drink ik je brieven in. Paddy bracht hem en zo gauw als hij weg is arrangeer ik alles, maak de ambiance ontvankelijk en open, lees dan pas jouw brief.

 

Nu, 14 dagen later, is de spanning over Marijn’s ziekte waarschijnlijk voorbij en kan jij naar je ‘plankjes’ in jouw atelier. En ik die boos werd over ons telefoongesprek, terwijl ik geen flauw benul had wat er aan de hand was of in welke toestand jij verkeerde, matigde me een oordeel aan over wat ik voelde en miste in dat telefoongesprek! Zo stom, en zo vellen we oordelen! Moet denken aan wat Bart schreef: ‘onrecht is alleen maar onrecht als ik het als zodanig ken en het is moeilijk om het onrecht dat jou wordt aangedaan te begrijpen uit het wezen van een ander, want dan is het vaak geen onrecht meer maar oprecht recht.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Praten de jongens wel eens over me? Geef ze een zoen. Morgenavond om 9 uur zal ik nog een keer bellen, dan weet je het alvast.

 

Had me gisteren vreselijk ingespannen voor die grote plaat en vandaag was de spanning weg, heb hem niet eens in mijn handen gehad. Of ik het wil of niet, zo’n plaat is resultaat en daarbij heb ik geen baat.

 

Bloknoot met potlood vandaag. Laat mijn potlood gaan, teken vierkanten, vlakken, een lijn wordt de horizon, er vliegt een flesje door de lucht, onherroepelijk zal het die lijn verstoren, teken hoe ik ‘s morgens de buitendeur open doe, in fases, en als de deur open is dan zie je de lijn die ene lijn, het niets, het alles. Het werd een goeie dag.

 

Bedacht dat ik gek was om binnen te blijven zitten tekenen (als ik op een etsplaat teken kan ik niet naar buiten, want de etsgrond wordt in de zon te zacht) en moest en zou buiten een tafel maken, het zat al dagen in mijn kop. 4 Palen de grond ingeramd en een oude deur erop. Het was laag tij en Paddy, in schutkleuren, dook op uit de rotsen met een kleine kreeft voor me, we hadden samen een smoke, tot hij zag dat zijn vee op Katies eiland liep, ‘blasted’ riep en ik kon verder met de tafel. 2 Rotsen naar beneden gesodemieterd om een stoel van te maken. Tekenboeken op de tafel en langzaam bevroren, want de wind is zo koud. Tot besluit aan de tafel buiten een bord met verse kreeft gegeten, sla van gisteren (komkommer, radijs, paprika, ui knoflook tomaat) en echte mayonaise. Verrukkelijk.

 

En bij hoog tij kwam Paddy opnieuw aanvaren, nu met jouw brief en wat materiaal om het raam in het halletje te maken dat de krakers (?) kapot hadden geslagen. Ik had er een stuk golfplaat voor gezet, maar als hij boven op de hill staat in Carraholly vindt hij dat vervelend om te zien.

 

Net voordat hij kwam had ik het vee weer het eiland opgejaagd, ze waren aan het rommelen bij de boot en ik ontdekte dat de zuidkant van het eiland volstrekt windstil was en je moet deze draufgänger dan zien, even zitten, langzaam liggen en uitstrekken in de zon, door en door warm worden, alles laten barsten voor wel 5 minuten. Op een hoge rots springen en door het water proberen te kijken (ik maak het mee), omdat de Mullit in het ondiepe water komt zonnen en spelen.

 

Paddy was er dus om te klussen en deze 2 klunzen klaarden het karweitje, zonder materiaal, alleen met wat roestige spijkers, een botte zaag en met de beste wil. Morgen wordt alles aangesmeerd met cement en worden alle rotte stukjes hout en niet passende balkjes bedekt met de mantel van specieliefde. Na een langdurig glas whiskey vertrok Paddy.

 

Ik maakte mijn arrangement en las jouw brief, kookte, at, voelde me rond en dik en vond dat ik de bronnen wel eens schoon kon maken voor het vee en voor mij. Loop dan over het eiland en zie en hoor in gedachten Marijn en Julius bij mij hoog boven op het eiland, met de zee en rotsen ver onder ze. Dat moet een grote ervaring voor hen zijn, zelfs als ze zich vervelen. Gisterenavond dacht ik heel anders, zittend onder de grote cliff aan de uiterste punt van het eiland dat de eilanden duizenden miljoenen jaren oud zijn, wat een gemeenplaats, en we zullen ze nooit zien veranderen, de zee was eens dal en het eiland heuvel, zoveel aardlagen heeft het eiland, ontelbaar, waaraan je de tijd, de oneindige tijd kunt aflezen, en wij leven, we leven slechts, bestaan nauwelijks en matigen ons aan. (Oh, ik kan het duizend keer schrijven. Misschien dat de Ieren hier in dit deel van het land, die eindeloze, oeverloze, tijdloze mensen, het relatieve begrip tijd onderhuids hebben. Zij motten niks. En ik mot, motten wij? Slaap zacht. Je vroeg me hoe ik slaap? Als een blok, te lang en het bed zakt vreselijk door, op de een of andere nacht verlies ik een poot, niet van een kreeft, maar van het bed. At vanmiddag mezelf, kreeft, verrukkelijk. Daag, zoen. Zaterdagavond kwart over 7. Ga zo uit om je te bellen. Begon de dag met ontbijt buiten en tekenen binnen. Dan met tekenboek en camera het eiland op, zon, de ene helft van het eiland koud, de andere warm.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fotografeer vanaf het hoogste punt in 360°, teken mijn stoel en mijn schaduw, rook een sigaret in de luwte. Zo stil is het. Vogeltjes laten me schrikken als ze over mijn hoofd scheren. Bij terugkomst bleek Paddy weer te zijn geweest, er stond een zak met cement voor de deur en de schop was verdwenen. Dan moest hij naar de bron zijn om hem schoon te maken en ik ren naar boven (2 mensen op mijn eiland die elkaar niet ontmoeten) en zag ik hem in de verte op het grote strand naar kreeft speuren. Paddy staat rustig uren met schoenen en sokken in het water, in alle gemoedsrust pulkt hij onder de enorme stenen die alleen bij hele lage eb bereikbaar zijn, onverzettelijk als hij voelt dat er eentje onder zit.

 

Uren vergingen en ik vond het best. Kom ik tot rust? We vingen anderhalve kreeft, een grote en een klauw, auw. Thuis een slokje voor Paddy, koffie voor mij, eindeloze verhalen over Amerika, en ‘wat jammer nou dat ik het raam nog niet aangesmeerd heb’, ‘och, dat doe ik straks wel Paddy’, ‘nou, ik zal je niet langer ijdel houden’, ‘wat jammer dat ik dat raam enz’. Dag, dag, heb inderdaad dat raam aangesmeerd.

 

Kijk hoe het tij opkomt, maak schoon, was af, lees in Ronald Laing ongelofelijke dingen.

 

Het gaat goed op Crevenish. Schrijf in haast, anders krijg ik de boot niet meer in het water. Zo druk met zo weinig, niet te geloven!

Liefde, Marinus, (RON.)

 
 
bottom of page