top of page

Crevenish '75

 
Brief no. 14
 
Crevenish, 3 juli '75 - Vannacht en vanmorgen

 

 

Lieve Jorien, Marijn en Julius. Vannacht en vanmorgen hebben de stieren mijn moestuin vertrapt.-------------------.

Hoe ze binnengekomen zijn weet ik niet, maar toen ik vanmorgen, te laat, mijn ogen opendeed stond er een stier in de buitenste tuin, waar het gras is gemaaid. Ik joeg hem er uit en keek niet verder. Kleedde me aan en inspecteerde de tuin en toen pas zag ik dat ze werkelijk overal geweest waren, overal! De meeste bieten weggevreten, de snijbonen en wortels vertrapt. Ik zag en rook bloed, en als de stier niet zo snel was geweest, had ik hem opengereten, nu rende hij voor me uit, alsmaar schijtend van angst.

 

Het is mijn eigen schuld, ik mag niet van het eiland afgaan.

 

Maar gisteravond in de treurigheid over het werk ging ik heel laat met Paddy naar Fitz’s, zat er voor spek en bonen bij, hij weet dan niet van ophouden en weggaan. Was om kwart voor 1 thuis, stikdonkere nacht, hoog water, beetje mist en ben dan erg blij thuis te zijn en werd pas om kwart over 9 wakker. De zon scheen al blikkerig als op het midden van de dag, en ik overzag de ravage en vervloekte mezelf, het uitgaan, de drank, de slaap. Zonder iets te eten heb ik de boot gepakt en bij de bron water gehaald voor de overblijfselen van de tuin, misschien kan ik nog wat redden. De grond is zo droog als as. De eilanden zijn okerkleurig geworden, want het meeste gras is verbrand.

 

Terug van de bron laafde ik me aan grote koppen koffie en het leek of er, op ‘n goeie manier, wat doorgebroken was in mijn hoofd. Ik zag weer de zin van al mijn lijnen, mijn duizenden lijnen. Zoals een New Yorker zijn stad moet ondergaan, het verkeer met het lawaai, de lichtreclames, de kleuren, de huizen, mensen en wolkenkrabbers, zo ben ik met de stilte en het weer. Eindeloos lijnen trekken. Ik schrijf op de grote plaat dat mijn tuin vertrapt is en ga door met lijnen trekken totdat het verzinkt in de lijnen en nauwelijks meer bestaat. Mijn lijnen zijn de tijd en het weer. Oh arrogantie.

 

Ik keek op en zag Mary Fadden aan de overkant staan, deze dagen loopt de zee niet helemaal leeg. Ze schreeuwde dat ze een pakje had, gelukkig was mijn boot afloat, zodat ik haar over kon zetten. Een pakje van ‘ons moeder’ met een heupflesje genever. Geen kosten dit maal. Mary Fadden in dezelfde jurk waarin ik haar 7 jaar geleden schilderde. Ik voel me prettig bij haar, ze is wijzer geworden. Ze klaagde over Paddy en Pat: ‘They do’nt know nothing’. Ik rem haar dan een beetje, maar het is niet voorstelbaar wat een lamzakken die twee blijken te zijn.

 

Ik at mijn restjes en voor het eerst in weken naar de verre punt van mijn eiland, naar mijn stoel en niets anders. De stier van vanmorgen rende, zodra hij me zag, als een wezel weg en naast mijn stoel ben ik in het nog warme gras gaan liggen, de wind blies onder mijn trui door over mijn buik en ik zag de horizon en ik geloof niet dat iemand hem ooit zo dichtbij zag. Lieve Jorien, dit is mijn plek, mijn plek op de wereld zolang ik leef. Alles onder handbereik, de vogels in de lucht vliegen voor mij op ooghoogte, leven en dood is een stap, de horizon kan ik pakken, de zon zuivert het licht, de eilanden zijn zo scherp, zo zwart wit.

 

Nu is het 10 uur en ben doodop. Regen, mist, hagel, wolken, weer om tegen te knokken wil ik. Deze verzengende zon, toeristenweer, hoort hier niet.

 

Ik verzon vandaag alles om maar niet zo gekromd over mijn etsplaat te hoeven staan, bracht grote rotsblokken binnen om heel hoog te zitten, dat voldeed niet en fabriceerde tenslotte met een fruitkistje en een aangespoelde plank een soort opstaande tekentafel. Ik zal vanavond de zon niet onder zien gaan, het bed roept en ondanks alles wat er vandaag gebeurde heb ik nu meer moed dan de laatste weken.

Lief, liefs. (Ik hou zo godsliederlijk veel van mijn eiland, zoveel. Etsen en tekenen is me genoeg, hoef me niet meer te manifesteren.) (I will rear my children on Crevenish)

 

Donderdag. Het laatste zinnetje aan de andere kant schreef ik zonder te kijken, half in slaap. Wie weet!

 

Vanmorgen weer beesten in de tuin, ik kan niet eens meer slapen. In mijn nakie rende ik tussen de brandnetels en distels die donderstenen achterna. De restanten van mijn moestuin hadden ze laten staan. Ze komen eenvoudig door het hek, duwen het grote wiel opzij, stappen de treetjes op, de stieren gaan links en de koe gaat rechts.

 

Ja, eilandenpost. Jouw brief dat je kaartjes gekocht hebt! Vind het zo heerlijk dat jullie komen en verlang naar jullie. Wanneer?

Fijne brief! Misschien moet je echt even naar Brigitte, niks zeggen, alleen maar bij haar zijn. Tegelijk met jouw brief een grote enveloppe van Rompie, de buitenkant volgetekend met kubusjes, de binnenkant volgeschreven. Rompie! Erg lief.

 

De zon is eindelijk weg vandaag en er zijn drie druppels regen gevallen, ga zo uit om boodschappen te doen, zal al het hang- en sluitwerk en stenen muren nog controleren. Verheug me erg om jullie te zien, te horen en te voelen.

 

Ik maak zoveel mee, dat de spanning voor één mens bijna te groot is, mijn oren suizen zo dat ik de stilte niet kan horen. Jij schrijft over de horizon en ik ook. Zeg wat liefs tegen Carol van me, kinderen heb je inderdaad samen. Dag Lief, liefde.

 

 

 

 

 

 

 

 

 
bottom of page