top of page

Crevenish '75

 
Brief no. 13
 
Crevenish, 27 juni '75 - Vrijdagavond 34 jaar

 

 

Lieve Jorien, ik drink een borreltje op je en van je. Proost! Gelukkig zie ik jullie vlug weer, maar zou ik jullie nog wel herkennen?

 

Even schrijven, even zitten, even vertellen, even uitblazen. Gisteren deed ik de brief op de post en terug uit Westport tot bijna half 12 in de koude loeiwind met een muts op en wollen truien aan als een razende de boot geschilderd. Daarna wachtend op vandaag met een lege maag een beetje dronken geworden. Vanmorgen om 9 uur weer aan de boot. Ik had een vrije dag genomen en voordat ik de eerste lik verf er nog maar op had hoorde ik al een boot: Paddy! Zo vroeg kwam hij nog nooit, ik was op alles voorbereid, telegrammen met…….., maar nee, hij kwam alleen maar helpen de boot te keren. Zo vlug kon ik echter niet schilderen, plantte hem met verjaardagswhiskey in een stoel en schilderde verder. Om de tijd te doden zou hij naar de bron gaan. ‘Wacht even, zei ik, dan ga ik mee’ en schilderde eerst de buitenkant van de boot af. Samen maakten we de bron schoon, daarna hoopvol de zee op voor vis, nope. Bij opkomend tij zullen we het weer proberen. Toen hebben we de boot gekeerd en ik werkte er verder aan. Ik keek op en zag tussen de rotsen Mary aan komen lopen. Ze bracht een pak, jouw pak met pottery en teacups, 2 brieven en de aangebeten kaart. Wil jou antwoorden op je brieven, maar ik heb nog geen rust. Eerst afrafelen. Mary kreeg ook een verjaarsborreltje. Nadat Mary was weggegaan las ik in grote haast je brieven en ging door aan die vermaledijde boot. Zij is een obstakel en moet als de sodemieter het water in, ze weerhoudt me van mijn werk. Weer hoor ik de motor van Paddy’s boot. Deze keer gaan we heel ver uit voor vis. Een vangst van 7 grote makrelen, ik ving er 5. Hoge zee, de golven in de boot. Erg heerlijk en mooi. Om 7 uur geland op Crevenish, vis schoongemaakt, Paddy naar huis en eindelijk ik las je brieven beter. At wat en ging weer door aan de boot. Morgen moet ze klaar zijn. Ik haat dit schilderen (verven), dat stomme soppen en strijken met kleverig taai spul. ------- Ik was dus de hele dag buiten in de wind, ik voel het in mijn gezicht en ben moe.

 

Als ik zou antwoorden op wat jij een sombere zware brief noemt dan kreeg je antwoorden die je ook al wist en weet. Het enige wat goed is, is door te schrijven over jezelf en geen ‘stop’ te schrijven. Marijn en Julius moet ik eerst weer zien en dan kunnen we praten. Jullie zijn nu ontzettend op elkaar aangewezen, en afgaan voor wie en hoe dan ook is goed, want het tast je aan als loog en doet pijn. (Lijdzame Lyda is trouwens ook een hondsvot als ze pas na bijna 2 maanden aan komt druilen en geen poot uitsteekt om je te helpen, alleen maar even vegeteert.) En als je er af en toe aan twijfelt of je nog wel normaal bent, wordt dan nog maar gekker. Het is zo goed als je open bent en je laat wat van jezelf zien of lezen in een brief, dan pas vind ik het echt de moeite waard. Schrijf in godsnaam totdat je niet meer weet wat je schrijft, dan wordt het goed. ----- Als we alleen maar konden zijn, zolang we durfden zijn, zonder schijn voor derden, zo intensief mogelijk zijn, alsof we moederziel alleen waren.

 

Lieve Jorien, ik ken je nog alleen maar op papier en ik vind je hartstikke lief. Laten we maar twijfelen. Elk woord is twijfel (leven – angst – dood) dat is het toch? Dus als het goed gaat ben je nooit zonder angst. Gemeenplaats: hoe meer angst, hoe intensiever je leeft. Nu ben ik toch aan het antwoorden, en drink jouw borreltje. Soms denk ik dat ik dingen weet, schrik daar onmiddellijk voor terug, maar het is zoals met de stoel op de punt van mijn eiland, waarheid is geen woord, het is (en nu schrijf ik het) het alles gerelativeerde zijn. Niets meer, niets minder. Opgenomen in weer. Liefde, jouw Ron.

 

Zaterdagavond. Lieverds, wat een cadeaus. Ik zat te werken en hoorde een boot landen. Het was de eilandenpost met jullie telegram. Het maakte me erg blij.

 

Door met werk, wilde me ontspannen, liep naar buiten en zag Paddy’s boot aan komen stormen. Hij bracht me jouw tweede pottery en teacups doos. Verwachtte alleen een fles, maar toen waren het jullie lieve plankjes, droogboeketje, alles, tekens van jullie. Jouw plankje hangt, zo kwetsbaar het kind, dank je voor je plankje. Ik had echt een goede dag gisteren, precies zoals jij wenste. Door alles wat je stuurde was ik jariger dan ooit. Tegelijk met jouw pak was er een pakje van de zaak met kleine sigaartjes. Ik moest wel bloeden voor dat vele goeds: de douane verlangde 10 pond invoerrechten.

Paddy had het voorgeschoten. Je moet dus maar geen flessen meer sturen, anders gaan we en in Gellicum en op Crevenish failliet. Maar het was een zalig pak.

 

Lieverd ik schrijf morgen verder, ik ben zo jezes moe in mijn ogen, van duizend lijnen, van de boot die nu in het water ligt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Morgen begin ik aan een nieuwe grote plaat, maakte de eerste vanavond af. Zo’n spanning aan je ogen, een ongeconcentreerde lijn en de hele plaat is naar god. Elke lijn is een gedachte, alle lijnen samen lucht en water. Dat hoop ik tenminste als ik hem druk.

 Dank jullie alle drie dat je zo lief aan me dacht. Weet alle dagen wel, maar het wordt een beetje tijdloos, er gebeurt zoveel dat ik niet meer weet of het vandaag, gisteren of eergisteren was. Lief.

 

Vanmorgen bij het te water laten van de boot moest ze een naam krijgen. Ik vond dat Pat die moest bedenken. Zijn nu al roestige denkmachine moest duidelijk op gang komen. Na lange tijd peinzen kwam hij met de Ierse naam van zijn zusje op de proppen: ‘Erin Marie’. Het staat nu in mooie witte letters op de rode boeg – er in Marie -. Had ik nooit kunnen bedenken.

 

Meissie, dit was de laatste opleving. Nee, nog niet. Als je Gijs spreekt of ziet, zeg hem dan dat ik niet kan schrijven, ik kan aan niemand anders dan jullie meedelen over mezelf. De lijn is te gespannen voor buitenstaanders. Ja?

 

Zondagavond 6 uur. Voor ik wat kook en naar Fitz’s ga. Het was een lange dag met een zon die het vet spetterend smelt, de tuin verbrandt en toeristen trekt. Vanochtend om 6 uur eruit. De koe wekte mij met haar geloei om haar kalf terug te roepen dat vannacht bij eb was uitgelopen met bijna alle andere beesten en het moest vanaf de tegenoverliggende rots overzwemmen. Zonder aarzelen zwom het kalfje regelrecht naar de koe.

 

In de ijskoude wind de laatste verf op de boot aangebracht en haar naar de aanlegplaats gevaren. Missie volbracht. Het was een reuze klus en een tijdrover. De hele week ben ik niet op mijn stoel aan het verre eind geweest

 

Om 9 uur was ik aan het werk: lijnen. Loop er vaak van weg, want mijn ogen houden het niet zo lang uit, rug en voeten protesteren dan ook. Wil zo graag het grootste gedeelte van mijn zinkplaten getekend hebben als jullie komen, maar ik ben nog niet op de helft. Vraag me af hoe de jongens het hier zullen vinden zonder Aartjes en Adriaantjes en denk dat het goed is dat ze samen dingen doen en onderzoeken. Wat doe jij met Piep en Botje?

 

Het Internationale Visfestival is afgelopen, zie alle boten naar Westport varen en omdat het tij te laag is gaan ze aan de achterzijde van het eiland voorbij. ‘s Morgens maken 16 – 18 boten de passage en iedere morgen maakte het me erg onrustig. Voorbij! Wat een drank zal er vloeien in Westport. Als ik alleen al denk aan bijvoorbeeld Tommy Gibbons die ook deelnam en de vissers de zee opbracht om daar duizenden kilo’s vis te vangen die nu in de haven van Westport liggen te rotten

 

Straks stap ik voor het eerst van de week in mijn Erin Marie en verwacht dat ze zo licht is als een veertje. Ze lag een week lang te drogen en te zonnen!

 

Maandagavond. Schrijven, en kijken of dat goed gaat. Het is een beetje vreemd met me, heb het gevoel of ik alles af wil stoten, wil geen communicatie, wil geen kunst. Soms is het of ik high ben, niet in extase of zo, maar een beetje buiten mezelf. Niet prettig. Verlies gevoel voor tijd, terwijl ik me rot ren en met ijzeren discipline lijnen trek, tot ik mijn ogen moet sluiten of naar buiten moet lopen. Ik hef de stilte nu vaak op door de radio aan te doen, dan hoor ik mijn hoofd niet. Het is soms zo stil dat het stuwen van het bloed achter mijn oren teveel lawaai is. Overstemmen dan maar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10 Uur nu. Nog een grote plaat klaar. Zou ik dat wel kunnen drukken die duizenden lijnen? Gisteravond Fitz’s, het was een beetje dull. Hubert en Deliah hadden Schots bezoek en ze vroegen of hij mee mocht. Maar, ‘he was no company at all,’ zoals ze hier zeggen. Onverstaanbaar zoop hij zijn aangeboden bier en maakte geen enkele aanstalten om zelf een rondje te geven, dat kan je hier niet maken. Op de terugweg zong Paddy het lied van ‘het spinnewiel’, en van ‘Colleen’, en van ‘A girl van nineteen’. Die dunne onzekere flemerige parmantige mannenstem was toch aandoenlijk. Ik neem je eerste slok. Vanmorgen vroeg was het doodstil en heiig en het vee stond vragend rond het huis. Pakte de boot om bij de bron water voor de tuin te halen. Een zeehond liet me tot op een paar meter komen voordat hij dook en toen hij met zo’n prachtige glanzende knikker weer bovenkwam, zou je zweren dat opa daar zwom. De bron was een puinhoop en ik nam me voor die klus vanavond op te knappen.

Toch met een volle wasketel om Crevenish heen en heel langzaam teruggevaren tussen Inishlyre en Crevenish. Het was een daad. Op mijn eentje water bevaren wat ik niet ken, ja wel ken, maar toch niet ken.

 

Tekende met tussenpoosjes, honger, moest koken, wist niet wat, kwakte wat in de pan en het smaakte. Klopte mijn tafelkleed buiten uit en viel in de stoel die daar staat. Doodmoe en uitgeteld. Hoorde een motor, Paddy, maar bleef zitten, verroerde me niet, hij voer voorbij om te vissen en ik ging naar de bron. Sloopte eerst twee balken uit een oude schuur, laadde de voorhamer, schop en spanzaag en dacht aan het mentaliteitsverschil: hij gaat vissen, ik aan de bron werken. Het weer is zo kurkdroog dat het vee extra aandacht verdient. Maar ik vond het fijn om alleen te kunnen klooien en een nieuw bouwsel te fabriceren wat, naar ik hoop, beter stand houdt. Op de terugweg voer ik bijna weer over een zeehond die op jacht is naar Mullit, (zoiets als een snoek) en die komt met dit mooie weer vlak aan de kust zwemmen om zich in het warme water te zonnen. (Misschien herinner jij je dat ik ze, hoog staande op een rots, probeerde te schieten.) Toen ik de punt van mijn eiland rondde zag ik in de verte de boot van de jongen die op Dorinish woont wegvaren. Hij heeft hem zelf van cement gegoten.

 

Bezoek! Wat! Goed dat ik weg was! Als een hond snuffel en speur ik buiten voor sporen van vreemde afdrukken in het zand, binnen op mijn schone vloer liggen bloedspatten en het spoor volgend ligt er in de keuken een reuze makreel, door Paddy geofferd op mijn altaar, schoongemaakt en wel. ----------------- Het water en de lucht zijn nu zoals ik hoop dat mijn lijnen zijn. Zo verbonden, zo innig en stil. Wil nog veel meer lijnen trekken, maar het vraagt zoveel van me die lijnen trekken, lijnen trekken tot de plaat blank is en zwart afgedrukt wordt op een velletje papier en er weer een resultaat toegevoegd is. In de tijd dat ik me concentreer op het lijnen trekken zou ik zoveel andere beelden moeten maken, of althans moeten zien. Op het moment dat ik moet maken splijt ik in tweeën. De een voert uit en de ander rukt aan me en roept: ‘jongen, je verdoet je tijd met dat uitvoeren, het weerhoudt je om dieper te gaan’. De ouwe trouwe ik voert uit tot de laatste lijn, daar is geborgenheid in.

 

Tommy Gibbons maakt de passage, hij komt terug uit Westport, alles ging goed, hij is voorbij. -------- Ik maakte de eerste plaat, laten we zeggen ‘lucht en water’, (het kan net zo goed behang zijn.) Een tweede plaat vandaag klaar, ‘lucht water en land’. Wil ‘lucht, land en water’, maken, wil ‘lucht land’ maken, wil ‘lucht water en een mens’ maken, wil ‘lucht water en alles wat een mens nodig, steeds weer nodig heeft’, maken. Stik dan van de angst voor het niks, ik heb het niks broodnodig en deins er voor terug met het maken. Overal lees ik nu over fundamentele schilderkunst, de kunstcritici hebben hun pen geslepen. Cor Blok in de Groene (hij wierp ooit een flesje in zee bij Petten en verklaarde de kunst voor dood) (of levend, om het even) is nu erg bezorgd over de relevantie van fundamentele kunst en de maatschappij. Als ze elkaar maar niet verliezen. Wie weet, de jongens die nu in het Stedelijk hangen, ze werkten misschien harder en dieper dan ik, maar het enige dat overblijft zijn surfaces, oppervlaktes, buitenkanten van een innerlijke toestand en dat is het jammerlijke van schilderkunst, van beeldhouwkunst, de richting naar buiten. Vruchten worden ook op hun buitenkant beschouwd, maar de minst mooie zijn wellicht het lekkerst. Nooit zijn er genoeg dimensies.

 

Ach meissie, laat maar, misschien verveel ik je, maar toch schreef ik je en vond het fijn jou te schrijven. Of zoals de man in de kroeg zei, nadat hij de godgansche avond aan het woord was geweest, (iedereen geeuwde en had prikkende ogen): ‘het was een genoeglijke avond mensen, dat doen we vlug nog eens over’.

 

Daag, kom maar met gezwinde spoed, ik heb je misschien wel nodig voor achter mijn oren

 

Dinsdag 7 uur. Lieverds, ik dacht me vandaag te verwennen en verder te tekenen aan een grote plaat die uit 60 kleintjes bestaat. Rond 1 uur kwam Paddy aanvaren met een zeis, het gras groeit boven het huis uit, maar hij maakte geen aanstalten om wat te doen, hij kreeg een glas whiskey en ten langen leste probeerde hij zijn roestige bobbelige zeis. Het was bloedheet, ik had honger, hij wilde niets eten, maar je weet nooit wat hij bedoelt, ja of nee kan het omgekeerde betekenen. Tenslotte nog bier voor hem gehaald en bij god wat duurt het allemaal lang. Terwijl hij maaide probeerde ik door te tekenen maar de rust was weg. Hij rookt nog een sigaret die ik millimeter voor millimeter zie opbranden en dan zet ik hem de deur uit. Mary over Paddy: ‘Don‘t heat him, he is just fiddling around’.

 

Tot nu toe getekend en werd hoe langer hoe treuriger. Nam een aspirine en de druk in mijn oren verminderde iets.

Vind dat ik te weinig gedaan heb, het niet helemaal uitgebuit heb, niet diep genoeg, niet wijds genoeg, een klein moeizaam gemompeld verslag heb ik gemaakt en ik denk dat ik niks doorbroken heb.

Tekende tot nu toe met de afbreekplaten mee plus minus 200 etsen en etsjes, veel met bijna niks er op, of alleen een lijn. Misschien is hier de grote handicap wel dat ik niet kan drukken en zien wat ik gedaan heb en er dan verder op gaan. Als ik het getekend heb valt het weg in een grote put.

 

Toch heb ik ongekende momenten, uren en dagen beleefd! Zou het uit het werk te lezen zijn? I wonder!

Vanavond ga ik uit om een glas bier te drinken en mijn hoofd niet te horen. Post deze brief, dan heb je hem 2 dagen eerder en jij bent benieuwd of de pakjes aankwamen. Zal ik nog een keer bellen? Schrijven is me liever.

 

Morgen begin ik aan een nieuwe grote plaat. Lijnen, alsmaar lijnen en in elke lijn die ik trek moet iedere gedachte, elk beeld dat ik zie en niet maak, ingeweven zijn.

 

Ik word (en dat mag ik niet schrijven) nu af en toe wel erg eenzaam. Krijg, behalve van het weer, niets terug en ben bereid mijn eiland te delen. Wat een egoïsme en wat een treurigheid om mee te eindigen. Nee ik eindig niet. Kijk vaak naar je plankje, hoewel het in de kamer hangt waar ik bijna niet meer kom, alleen maar doorheen raas. De kaartendoos is mijn etsdoos geworden, vol naalden en wetsteentjes, de lapjes hangen op de schouw achter me, ze roken zo naar huis en met de fles ben ik zuinig.

 

Eindelijk kamermuziek van Brahms op de Ierse radio. Doe nu deze brief in een envelop, die envelop gaat in mijn schoenen (doe mijn laarzen aan), de schoenen gaan in het blauwe tasje, het blauwe tasje gaat in de grote jute zak, de grote jute zak gaat in de Erin Marie en de Erin Marie gaat in het water en dan zien we wel verder en ik ga mee. Liefs, liefde, kus (het is maar een brief.)

Zoen – Julius – aai Botje, Bartje.

Zoen – Marijn – aai Piep, Pieuw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
bottom of page