top of page

Crevenish '75

 
Brief no. 11
 

Crevenish, donderdagavond 10 uur - Ik zeg net teugen mezelf

 

 

Ik zeg net teugen mezelf: ‘nou mag jij het lekkerste drankje van de hele dag’. Lieverd, even, hoe is het?

 

Hier is het: ‘vermoeid’, nog grotere gapen ontsnappen, zodat mijn mond bijna te klein is.

 

Gisteren viel de regen en vulde de 2 grote watertonnen vol, nog 1 kleine ton en ook alle emmers vol.

 

Vanaf vanmorgen kwart over 8 tot 6 uur vanavond aan mijn tafel, honderdduizend lijntjes en lijnen getrokken.

Paddy bracht me een andere tafel, aanmerkelijk hoger dan de vorige, zodat mijn rug zich niet meer zo hoeft te krommen en daar zit ik nu aan te tekenen. Teken nog steeds over de lijn. Mijn brief over de lijn is af en nu teken ik een zwaluw die ik ving en daarna losliet. Teken ook een zelfportret, (ja, ja), met een aangespoelde witte bouwvakhelm op mijn kop, zodat de bovenhelft van mijn hoofd foetsie is. Van het binnenwerk van de helm maak ik mijn koningskroon en ik zal mild doch met straffe hand heersen (kan dat samen?) Teken ook onbeschrijfbare dingen.

 

Dinsdag sprak ik je, dat was goed.

 

Vrijdagavond. Kon gisteren niet verder schrijven, was uitgepoept. Maakte ook nog de beestenbron schoon en tussen het schrijven door moest ik 2 keer het vee verjagen. Een stier had een dolle avond en sprong als een kabouter in het rond.

 

Nu is het ‘t vreemdste weer wat je je kunt denken, een donderende storm uit het zuidoosten en in de luwte is het wonderlijk zacht, zo zacht zelfs, dat er in huis geen vuur nodig is, maar moest wel de boot aan dubbele touwen leggen en eenmaal buiten werd ik geranseld door de wind, je houdt je bijna niet overeind. Plukte een piepklein boeketje en brulde luidkeels tegen de wind in, god wat was het fantastisch. Alleen de bladeren van de bomen vallen als in de herfst en nu weet ik uit welke hoek de wind waait: het is de warme golfstroom die ervoor zorgt dat het hier bijna nooit vriest.

 

Tekende de godsganschelijke dag aan een zelfportret (nota bene) en ik ben het spuugzat. Weg met die enkelvoudige beelden, morgen begin ik een nieuw hoofdstuk. Later zal ik je zeggen hoe, moet het eerst doen.

 

Maakte spaghetti en ben alweer bekaf. Komt dat omdat het tekenen is zo’n ingehouden bezigheid is?

Hing de grote wasketel boven het vuur en voor de allereerste keer sinds de overtocht heb ik me helemaal gewassen, heerlijk! Ik kijk nu naar mijn handen en er ligt een glans overheen. Ik zou dat allemaal willen tekenen, maar niet enkelvoudig, niet een beeld bestaat zonder een ander beeld, zelfs beelden die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Als ik een etsplaat teken, haat ik de tijd die het uitvoeren kost, want tijdens het tekenen moet ik zo opletten dat ik niet tegelijkertijd mijn hoofd kan laten gaan naar andere beelden, en associëren, broeden, krabbelen, concentreren is het eigenlijke werk. Kijken of ik dat probleem oplos.

 

Ik wil zo even uitlopen voor een flesje melk en kijken of er post is, als het tenminste eb wordt bij deze rare wind. Schrijf straks verder.

Straks is nu, kwart voor één. Paddy was alleen in huis en had zin in een drankje. Dus naar Fitz’s. Bijna niemand daar, maar na een half uur had hij ‘Anschluss’ en kon ik het bekijken. Degeneratie of oermensen, weet het niet, beiden? Nooit zag ik zulke handen, koppen, lijven en voeten. Heel snel liep ik door de rotsen terug naar huis, ingepakt door de nacht. Te haastig, gelukkig mijn stok, vind ik mijn weg. Alleen als ik wegkijk van mijn turen zie ik een vage aanduiding van het spoor waar ik moet gaan. Ik zing, nee niet uit angst, maar omdat ik me opgenomen voel in deze warme nacht en gelukkig dat ik mijn boot weer vind die ik tegenover mijn huis aan een rots heb vastgebonden. Steeds is het een verrassing, alles is mogelijk, het kan niet werkelijk zijn, mijn boot! En nu, bij 2 brandende kaarsen, household waxcandles, een zoen van me. Slaap, tot morgen.------

 Zaterdagavond 9 uur. Fijn schat, Paddy en Mary brachten jouw brief. Zag vanmorgen door de verrekijker de postauto al en wist dat er iets gekomen moest zijn. Jij wordt geteisterd: Julius niet meer naar school, en ik kan je niet verlichten, moet dat alleen met schrijven en tekenen doen.

 De Nederlandse schepen rigoureus achter ons verbranden, in Ierland gaan wonen en ons in het avontuur storten? Op het eiland wonen zou mogelijk zijn (scholen voor Marijn en Julius een probleem.)

 

Dan moeten we het huis in Gellicum verkopen en hier opnieuw beginnen, maar mijn gevoel daarover is niet helemaal duidelijk. Zou eerder voor ons een plek op het vasteland willen vinden en op Crevenish werken. Mijn eiland is mijn kasteel, zei de Heer van Heukelum (tranen gelachen), maar praktisch en voor de ontwikkeling van Marijn en Julius is het beter ze niet zo te isoleren. Daar moeten we maar over praten, schrijven gaat niet zo best.

 

Het is me toch een figuur die Paddy Fadden. Tegelijk met jouw brief bracht hij zure melk voor de kalveren. Hij kwam uit het stadje en had er al enkele achter de kiezen. Alle beesten waren op het uiterste eind van het eiland en hij zou de emmers daarheen moeten dragen. ‘Dat nooit, zei hij, ik laat ze hier staan en ze vinden het vanzelf wel als ze komen’. Dat vond ik te bar. Mary zou een emmer kunnen dragen, ik een en Paddy een. Tot ik opperde dat wij de beesten ook hierheen konden halen, knikte hij bedachtzaam, likte zijn lippen en zei: ‘That would be wise’. Het zijn onnavolgbare Ierse acts. (Geloof het of niet, sinds mijn laatste verblijf op Crevenish, 7 jaar geleden, had Mary niet meer over het eiland gelopen.) Ik joeg de beesten op, nog nooit heb ik zo vaak en zo aandachtig naar een verzameling runderreten gekeken en het lopen en rennen over de rug van mijn eiland maakt zo’n dag van binnenzitten, van graven en wroeten, plotseling open. Ik kan dan lachen als een boerenjongen, Voel me sterk, lenig, jong en blij. Toe maar beultje.

 

Toen ze weg waren, nestelde ik mij met jouw brief. Lach jij nog wel eens? Dat deden we de laatste maanden zelden. Ik herinner me de tijd van voor, tijdens en na de tentoonstelling als een onbewuste brij van niet leven, van hangen, wachten, drinken en snauwen: heel slecht. Misschien (hoop ik) was het beter dan ik het me herinner.

 

Ik geloof dat ik vandaag in mijn werk ben gekomen! Ik heb het vlak, het vierkant nodig, kan niet zonder, het is als leven en dood, als ik het vlak niet heb kan ik erbuiten niets laten gebeuren dat in het vlak zichtbaar wordt. Ik wilde af van enkele etsplaatjes tekenen, elk plaatje wordt afzonderlijk beeld, resultaat, taatje. Toch wil ik tekenen, hel en verdoemenis dat wil ik! En na uren treuzelen, je weet wat voor uitvluchten je allemaal kunt bedenken, heb ik een grote zinkplaat gepakt, zo groot als ik hier kan etsen en ben met de zinksnijder (die moest ook zonodig geslepen, kost, nee, stelt 2 uur uit) die grote plaat willekeurig op gaan delen in honderden vlakken en vlakjes, dus nu heb ik op een plaat 20, 30, 40, 100 mogelijkheden om te tekenen (het lijkt niet nieuw, maar het kostte me een maand om te ontdekken) een oneindig aantal beelden, zelfs die nooit tot een zelfstandige ets zouden leiden, teken ik nu of kan ik tekenen. En als ik wil kan ik ze als een reep chocolade afbreken, etsen eruit halen, gaten erin maken, ‘kortom een van de belangrijkste gebeurtenissen op het eiland van de jongste tijd’. Zoveel vrijheid voelde ik om te maken en alles mocht en kon, dat ik opeens niet meer durfde en wist me plotseling geen raad.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Weet je dat je 2 ogen elk ding anders zien en dat het kijken met 2 ogen een compromis is--.

 

Pas tegen het einde van de middag kon ik beginnen, maak het vlak zinnig door het zwart te krassen of er een woord in schrijven. Hoeveel kringen geeft een steen die je in het water gooit, en wanneer moet je weer een steen gooien voor nieuwe kringen. Grinnik in mezelf als ik denk aan deze zelfde ruimte zoveel jaar terug, waar de verf en peut als bloedvlekken tegen de wand striemden, ook toen al op zoek naar de lijn, maar nog niet aangetast door de buitenwereld, in mijn twijfel toch vol van mezelf, expansief. Nu neem ik alles terug, ben een druppel in een regenbui, millimeter voor millimeter lijntjes fluisteren. Ik snij vlakjes soms zo klein als een postzegel.

 

Nu half 11. Geloof dat ik meer dan 14 uur op een dag aan deze tafel zit, het middengedeelte van mijn huis is alleen doorgang van keuken naar hier, toch brandt er vuur. Ik wil vlug slapen en morgen verder tekenen.

Kan niet anders tekenen dan mijzelf hier in deze situatie en ben het er niet helemaal mee eens. Ik zou meer buiten mezelf willen zien, maar als ik zie hoe mijn hand gaat, dan teken ik mijn hand, teken veel handen, het is ongelofelijk moeilijk en goed voor mijn oog.

Verlang erg naar goede muziek, de Ierse radio is bullshit met reclame, kan van BBC alleen de lichte zender ontvangen, soms ’s avonds Nederland, hoorde een discussie met de Nieuwe Scène uit Antwerpen in het Hollandfestival en hoor nu ‘Om de kunst’ van de Tros, heel vaag met Italiaanse muziek er door heen ---------.

 

Liefste Jorien, Marijn, Julius, morgen, slaap. Kus. Het zichtbare is het geheim, niet het onzichtbare.

Zondag. Bijna 6 uur, een bloedhete middag. Lag 10 minuten in het hoge gras van het 2e tuintje, een zalig stuk. ((Oh god, alles is seksueel geladen wat ik teken en bijna alles krijgt een, voor mij, seksuele connotatie, ik zal toch wel in orde wezen, hoop ik?) Tekende zo lang en zo ingespannen dat mijn nekspieren pijn doen, maar het gaat, het gaat fijn. ‘s Middags even een inzinking van concentratie, die vang ik op door uit te voeren wat er nog gedaan moet worden. Ik geloof dat ik nu eindelijk op een plaat alles mag en durf tekenen, tekeningen, foto’s, krabbels, woorden, zinnen, boeken, alles in me en om me heen. Morgen laat ik Marijn's olifant vechten met 2 kanonskogels (van de Spaanse Armada?) die ik vond. Ik liet hem al eens vechten met één kanonskogel en dat won hij gemakkelijk. Een goeie olifant! Soms vragen mensen mij of ik die gemaakt heb en dan zeg ik heel trots: ‘Nee, Marijn heeft hem gemaakt en gaf die olifant aan mij mee als zijn dierbaarste bezit.’

 

Straks Fitz’s. Weet je dat ik me zo gelukkig voel nu ik echt aan het werk ben en door kan gaan, af en toe sta ik zelfs te dansen en te swingen, zing en schreeuw, ’t zal me ontspannen. Jé, ik was hard op weg om een neuroticus te worden, did you notice? Ga een hapje nasi maken.-

 

Terug van Fitz’s. Liep in, warme nacht, groot strand. Het was weer goed, ze vermaakten zich en toen ik Hubert en Deliah oppikte, zei iemand dat Katie bij hen in huis zat te wachten totdat er een strand zou zijn om naar haar eiland te lopen. Ik vroeg: ‘Katie, will you come with us’ en dan dat smoel, dat vergroeide, verbrande rode smoel, alsof de ogen neus en tanden als bij een haas naar een punt toe willen. (Haar bijnaam luidt dan ook ‘Katie the hare’) ‘I do’nt mind’ (dat betekent: dolgraag) en met een wagen volgeladen met oude wijven naar de pub. Ik voel en weet dat ze het fijn vinden en ik ook. Misschien is het maar de oppervlakte, maar ze zijn zo lief. Ze zien het helemaal zitten dat wij op het eiland gaan wonen, ‘for good education the children will be brought up to Westport, free, by bus’. Weet het niet. Lief ik zit thuis bij jou in ‘mijn eiland’, en doe mijn benen open, kruip er maar tussen. -----------------------------------------------------------------kus.

 

Het kan verkeren, maandagavond 10 uur. Viel gisteravond al tekenend in slaap en hoewel ik vanmorgen uitgerust was wilde het werk niet, zo gek, weet niet waaraan het ligt. Ik kan wel uitvoeren, naar foto’s werken die ik speciaal maakte om te gebruiken, maar het werk moet uit mezelf komen, elke dag weer. Kan dat wel omzeilen, maar wil er midden doorheen. Geen olifantje natekenen, maar proberen in mijn hersenpan te komen en kwam op het lumineuze idee over het eiland te gaan lopen. De zon knalde vlak droog licht, een lichte bries en zittend op mijn stoel aan het verre eind kwam ik achter mijn ogen, maakte mijn hoofd leeg en open, plukte een vuist vol kamperfoelie en weer terug tekende ik tot het donker werd. Nu voelt het alsof mijn hoofd de Vierdaagse gelopen heeft, maar dat is O.K.

 

Dinsdagmorgen. Misschien is er eilandenpost vandaag, en ik maak deze brief in orde en klaar om weg te gaan. Zo niet, dan schrijf ik vanavond. Liefde Ron.

 

Avond. Geen eilandenpost en toch post. Het grootste gedeelte van de dag was het laag tij met een heel groot strand. Merkte pas dat het buiten bloedheet was toen ik hoorde fluiten en Paddy aan kwam lopen met een pakje van Anja en een dunnetje van jou. Door het lage tij kon de eilandenpost niet ei-landen. Anja had erg haar best gedaan. Een echte brief, beter dan ze zelf denkt dat ze kan, en een doosje waarin gekoesterd door zijdezacht papier een pakje zware shag en een flesje jenever (precies een glaasje groot, dat ik nu drink) (en het is zo lekker.) Las de brieven, met de tekening van Marijn en besloot om op jacht te gaan naar kreeft. Probeerde alle kreeftenstenen die ik weet, waar kreeften onder wonen, maar ik geloof niet dat ik er geduldig genoeg voor ben en kwam met lege handen thuis.

Verder aan mijn plaat, soms loop ik naar buiten om me te ontspannen, breeuw kieren en krab de oude verf van de boot. Begrijp nu waarom ik zolang geen brief van je kreeg: je houdt ze voor jezelf.

 

Alle beesten staan nu voor het hek en ik heb een kwaad geweten. Zag vanmiddag op kreeftenjacht dat hun bron erg vuil is en mijn hele bouwsel omgesmeten.

 

Vervloekte het vee, Paddy en Pat. Met een beetje beter materiaal en een paar uur bedachtzamer werk zou het voor maanden goed zijn gebleven. Nee, in plaats van de bron schoon te maken schilderde ik vanavond de boot die nu als een wit gespoten dolfijn op het strand ligt. Heb erg veel spanning in mijn hoofd, teken een potje Porion en een doosje lucifers als remedie voor te veel mezelf. Het kost erg veel discipline om nietszeggende zaken te maken.

 

Aan het einde van de middag landde er een gele roeiboot met een rood verbrande man en 3 kinderen bij het zandstrandje aan de kant van de passage. Ik zat te tekenen en had ondertussen de aardappeltjes aan de kook, de kinderen trokken hun spullen uit en sprongen in zee, net toen de man zijn broek uit wilde trekken ging ik buiten de aardappels af gieten en bleef naar ze staan kijken zonder te bewegen. De man zag me, probeerde zich een houding te geven, ging in het gras zitten, riep de kinderen uit het water en weg waren ze. De brutaliteit! Of het hier een onbewoond eiland is zeker! Nog een stapje verder of ik ben inderdaad de Heer van Heukelum, schiet hun boot lek en jaag achter ze aan.

 

Hoor weer vaag de Hollandse radio: Holland Festival. Hele oude muziek, voorloper van de opera, koormuziek in 1589 voor het eerst uitgevoerd: ‘De gouden Profetie en de verschrikkingen van de hel’.

Meissie, Marijn moet niet eerst naar school en dan hierheen komen, dat heeft geen zin, hoe verstandig het ook lijkt. Hij kan beter ononderbroken naar school gaan als hij terug is. Zorg dat je een paar dagen voor de 16e hier bent, zodat we jouw verjaardag op het eiland kunnen vieren. Ik zal maken dat jullie het fijn hebben.

 

Snel. Want nu zie ik iets dat zo uniek is: boven het vasteland, de heuvels van Kilmeena, verschijnt plotseling de maan, een groot chromaatgeel lijf, als een enorme luchtballon die opstijgt, nu hangt ze binnen 3 à 4 minuten vrij boven de heuvels in de lucht. Een fenomeen, je gelooft je ogen niet.

10 voor 11 nu, schrijf nog zonder licht en moet naar bed.

 

Woensdagavond. Hè, ik zit. A busy day. Begon de morgen met bijna zwemmen, zo’n toeristenoord hier (geloof trouwens dat over een jaar of 5-6 de toeristenindustrie Clew Bay te pakken zal nemen.) Tot mijn knieën in het water en gelukkig zag ik veel kwallen. Tekende tot half 2, liep uit voor een boodschap, was om kwart voor 3 terug, deed mijn ‘chocoladereepplaat’ weg en begon, bijna buiten mezelf om, aan een nieuwe grote plaat. Realiseerde me dat ik nu maak waar ik 7 jaar geleden voor vocht, zwoegde en crepeerde: 2 grijze vlakken die elkaar raken. Trek nu duizenden lijnen, 2 per mm, langs een liniaal en uren gebogen staande trok ik de lijn. Weg van mezelf, weg van mijn lijf, van mensen, voorwerpen, just a state of mind. O, zo.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Paddy kwam aanvaren om me mee te nemen op makrelenvangst, de lijnen schiemerden me voor mijn ogen, graag. Iedereen ving al makreel dus waarom wij niet. Uren heen en weer onder Inishlyre, 2 keer beet en we dachten de boot vol te laden, mooi niet. Thuis dronken we een glaasje whiskey, hij vertelde oude verhalen en dat duurt zolang tot het glas leeg was en het uitgaande tij riep. Ik verzorgde mijn eten, vers geroosterde makreel, gaf daarna de boot in een 2e laag verf. Ze is zo mooi!

 

Van Pat moet ik haar kiel rood schilderen, maar ik zou het zo’n genoegen vinden als ze met die grote witte schone buik door het water zou klieven. Binnen ook nog de deur en de kast geschilderd en nu een beetje moe.

 

Over moe, kreeg weer een brief van ‘me moe’ ter felicitatie, erg lief. Schreef ik je dat er in de vorige brief f.100.- zat? Ze haalt je bijna in met schrijven (ha, ha, ha) maar niemand haalt mij in.

Of wel, want omdat ik vanmiddag vergat deze mee te nemen, wordt het weer een volle. Eindelijk is de lucht bewolkt en waait het. Regen is noodzakelijk.

 

Donderdagmorgen. Voor het werk. Noordwestenwind, koud en grijs, mooi. Weet je wel dat wij arme luizen nu 2 huizen hebben. Doordat ik wat financiële armslag (mooi hè) heb, kan ik af en toe iets leuks voor de Faddens kopen en wat voor ze doen. Mede daardoor is de verstandhouding beter dan ooit tevoren, keer op keer verzekeren ze me dat dit huis van mij is. Als je zou denken dat hun Amerikaanse familie erin zou willen, dan heb je het mis, want als die komen kruipen ze in een afschuwelijke lichtblauwe plastic caravan die naast het huis van Fadden staat te pronken.

 

Ga aan het werk. Ik denk dat als je het werk in volgorde ziet, je een mooi verslag of beeld krijgt van wat ik tot nu toe gedaan heb. Kan niet eens meer pronken dat ik zo mooi tekenen kan.

 

Daag m’n lieverds. Heel in de verte zie ik Sean Jeffers, de postman, naar Kilmeena gaan om de post op te halen, als hij terug komt is het laag tij. Hou deze brief nog even open.

Nee. Hij vaart op de terugweg kaarsrecht naar Inishlyre.

 

Een kleine vloot vissersboten passeert het eiland, ik kruip weg in een hoek en voel mijn hoofd bonzen, houd er een beetje hoofdpijn aan over. Is dat spanning?

 

Als ik kan drukken wat ik nu teken, maak ik de wereld voor je, met niks. Daag lieverds. Kus en kusjes. (7 blaadjes. Voor elke dag van de week een.)

 

 

 

 

 

 

 
bottom of page